140
Schiedam. Van het Bisdom Haarlem werden een aantal
Matenesse-archivalia ontvangen. Enkele andere stukken werden ook
nog verkregen.
V 1 i s s i n g e n. Drie gildeboeken, oorspronkelijk toebehoord
hebbende aan het „Boekverkoopers-, Schilders- en Beeldesnijdergilde",
werden door schenking van een particulier verkregen. Dit zijn de
eenige stukken van het archief van genoemd gilde, die bewaard
zijn geblevenhet overige is bij de plundering van 29 September
1787 verloren gegaan.
Het archief van de boekhandelszaak van den Heer de Vey
Mestdaoh werd verkregen, zij het onder de voorwaarde dat het
voorloopig niet geopend zal mogen worden.
Van het Stadhuis werden een groot aantal stukken naar het
archief overgebracht, meerendeels tot het nieuw-archief behoorend.
VI. Verliezen.
Haarlem. Aan den Rijksarchivaris in Noord-Holland werd
het kohier van den personeelen 700en penning over Oostsaardam
(1673) overgedragen en ook eenige stukken betreffende den lOOen
en 200en penning over Heemstede (16331694).
Middelburg. Aan den archivaris van Vlissingen werd
overgedragen een pak met quitanties en dergelijke stukken betreffende
boedels, behoorende tot het archief van de weeskamer der land-
vierschaar aldaar; aan het bestuur der Godshuizen werden afgestaan
een rekening van het Burgerweeshuis van 1774 1775, 13 reke
ningen met borderellen van het Simpelhuis over de jaren 1796
1808, 2 rekeningen van het beheer der goederen van M. A. Bosman
1796—1801.
Een memorie inzake den eed der Rekenkamer van Zeeland d.d.
10 October 1796, een brief van A. de Jonoe van Bruinisse aan
de Rekenkamer d.d. 1 Januari 1660, benevens stukken betreffende de
bezoldiging der predikanten in Tholen en Zuid-Beveland 1617—1618,
alle stukken, die indertijd ten onrechte ten geschenke waren aan
vaard, werden aan den Rijksarchivaris in Zeeland gezonden.
Rotterdam. Aan het Algemeen Rijksarchief in den Haag
is een aantal akten afgestaan verleden voor het gerecht van Capelle
a/d. IJssel, 1696—1723.
Schiedam. Uit het notarieel archief zijn vier te Rotterdam
verleden akten van notaris de Man naar het Algemeen Rijksarchief
te 's-Gravenhage gezonden, teneinde vandaar naar het gemeente
archief te Rotterdam te worden overgebracht, ter toevoeging aan
de daar van dezen notaris aanwezige akten.
141
Utrecht. Op verzoek van den Rijksarchivaris in de provincie
werden door hem, tegen een geldelijke vergoeding ten behoeve van het
onder zijn beheer staande archief, afgestaan twee in 1829 door de
stad op een verkooping aangekochte indices, de eene op de reso
lution van de Staten van Utrecht over de jaren 1787 1795, de
andere op die van Gedeputeerde Staten over 1787 1794. De
laatste was in het stadsarchief bepaald misplaatst, daar dit geen
exemplaar van de resolutiën van Gedeputeerde Staten bezit en ook
de index op de Statenresolutiën is thans beter geplaatst, aangezien
het Rijksarchief, waar men hem in de eerste plaats behoeft, er
geen over de genoemde jaren bezat, terwijl het gemis aan het
stadsarchief nauwelijks gevoeld zal worden.
W. MOLL.
Kleinere bijdragen.
Indictio Paschalis. In het Bulletin de la Commission
royale d'histoire van de Académie royale de Belgique (t. LXXXIV p.
65 vlg.) heeft de heer H. Nélis een opstel over eene nieuwe indictie,
de „indiction pascale", eene indictie dus, wier cijfer veranderde niet
met 1 of 24 September, met 25 December of 1 Januari, maar met
Paschen. Dat het gebruik om het indictiecijfer met Paschen te veranderen
heeft bestaan, is op zich zelf waarschijnlijk genoeg. Evenals de indictio
Romana niet anders is dan de toepassing van het jaarbegin van 25 De
cember of 1 Januari op de indictierekening, zoo is het a priori waar
schijnlijk, dat ook zij, die het jaar met Paschen begonnen, er toe
gekomen zijn ook het indictiecijfer met dat hooge feest te veranderen.
Inderdaad heeft de heer Nélis aangetoond, dat dat gebruik hier en daar
gegolden heeft1); maar de wijze, waarop hij het bestaan van de indictio
Paschalis ook in ons vaderland tracht aan te toonen, verdient, dunkt mij,
geene goedkeuring. Hij haalt nl. uit de talrijke oorkonden van den
Roomsch koning Willem van Holland, waarbij de indictie is aangegeven,
er een paar aan, waar het indictiecijfer eene eenheid te laag is, zoo de
indictio Constantinopolitana, Bedana of Romana2) gevolgd is, maar
juist, zoo het cijfer eerst met Paschen veranderde. Dit schijnt mij eene
Niet overtuigend vind ik het beroep van den heer Nélis op de omstandig
heid, dat de cereus Paschalis voorzien placht te worden van eene opgave, „quotus
annus sit dominicae incarnationis, quot indictio, concurrens et epactae". Immers waarom
hieruit geconcludeerd, dat men de indictie met Paschen veranderde, terwijl men die
conclusie toch niet voor de epactae en den concurrens aanvaarden zal?
2) Behalve wat betreft de beide door den heer Nélis aangehaalde oorkonden
van 30 December 1249, zoo nl. het indictiecijfer met 1 Januari veranderde. Maar er
is geen spoor, dat die indictie in de kanselarij van koning Willem ooit is gebezigd.