124 Departementen zich spande. Hij kondigde dien aan in een artikel„Nieuwe banen" in het Juninummer van de Mededeelingen(180), en gaf een overzicht van den inhoud der voorstellen door hem aan den Minister van Financiën gedaan op 26 Mei 1920. Een mondelinge toelichting van den Bondsvoorzitter volgde op 2 Juni. De beschouwingen werden later als brochure gedrukt en verkrijgbaar gesteld onder den titel„Reorganisatie van het Algemeen bestuur en bezuiniging op de rijksuitgavenbeschouwingen „en voorstellingen dienaangaande onder dagteekening van 26 Mei 1920 „gericht tot den Minister van FinanciënDeze voorstellen werden nog nader toegelicht en verdedigd in de vergadering van het College van Secretarissen-Oeneraal op 15 Juli, en daarvan gaven de Mededeelingen in het Juli/Augustusnummer (181) een verslag, waaraan het Bondsbestuur eenige beschouwingen vastknoopte. Deze brochure werd besproken in „de Centraleop 24 September 1920 (nr. 25) en 3 December 1920 (nr. 4). In de „Mededeelingen" van November en December 1920 (nrs. 184 en 185) vervolgde men den strijd in een artikel „De Bureaucratie in angst". Bij Koninklijk besluit van 20 December 1920, nr. 8 werd daarop een inter departementale commissie benoemd aan welke werd opgedragen: a. de bezetting en de werkwijze van de Departementen van Alge meen bestuur en daaronder ressorteerende instellingen aan een onderzoek te onderwerpen b. na te gaan, of, in het belang van bezuiniging op 's Rijks uit gaven, bij eene doelmatige werkwijze, bij de Departementen van Algemeen bestuur en bij de in het sub a bedoelde onderzoek betrokken instellingen, inkrimping van het personeel, in de verschillende rangen werkzaam, en beperking van de uitgaven voor materiaal mogelijk is c. bij een bevestigende beantwoording van de onder b omschreven vraag, voorstellen te doen omtrent de maatregelen, welke behooren ge nomen te worden, ten einde het beoogde doel te bereiken, den overgang naar den nieuwen toestand te regelen en te verzekeren, dat in de toekomst uitbreiding van personeel beperkt blijft binnen de in het algemeen belang te stellen grenzen; zie de „Mededeelingen" van December 1920 (nr. 185). Aan „de Bureaucratie en de vakbeweging" was de rede van den heer Hoooteylino in de algemeene vergadering van 27 December 1920 gewijd; deze rede werd opgenomen in „de Centralevan 25 Februari 1921 (nr. 10). De heer Du Mon gaf ten aanzien daarvan eenige opmerkingen in het nummer van 11 Maart (11). In het Februarinummer van de Mededeelingen(187) besprak de heer Gonggrijp nog eens de „brochure" naar aanleiding van de opmerking als zou deze meer kwaad dan goed hebben gedaan enz. 125 De „Mededeelingen" van April 1921 (nr. 189) wezen nog eens op „de Bureaucratie in de pensioenwetgeving". De regeering diende inmiddels bij Koninklijke boodschap van 1 Februari 1921 Bijlagen zitting 1920/21, nr. 392) een ontwerp tot verhooging van hoofdstuk VII b der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1921 in, met het doel: instelling van een bezuinigingsinspectie. Dit ontwerp werd in de vergadering van de lie Kamer van 28 April 1.1. behandeld en aangenomen Handelingen zitting 1920/21, blz. 2278 2282). Eindelijk moet hier nog gewezen worden op een beschouwing over de Standplaatsindeeling in „de Centralevan 27 Februari 1920 (nr. 11), terwijl die van 11 Februari 1921 (nr. 9) mededeelt hoe de Centrale commissie voor georganiseerd overleg over dit onderwerp heeft beraadslaagd, en tenslotte besloten heeft tot behoud van het huidige stelsel, echter gepaard aan een grondige herziening der klasse-indeeling. C. C. D. EBELL. De Gemeente-archieven in 1919. Zooals men zal opmerken is ook ditmaal in de wijze van bewerking van dit overzicht geen verandering gebracht. Wederom zijn de fata der archieven zooveel mogelijk in de eigen woorden der archivarissen en secre tarissen meegedeeld. Ook dit jaar ben ik dank verschuldigd aan verschil lende personen, die mij met inlichtingen van dienst zijn geweest. Een afzonderlijk overzicht te geven van den invloed der buitengewone tijdsomstandigheden, zooals de twee vorige jaren reden van bestaan had, scheen gelukkig niet meer noodig. Alleen enkele depots werden nog niet of niet voldoende verwarmd, wat te Alkmaar en Rotterdam kleine bezwaren gaf. Het archief te Leiden moest werkelijk nog ongeveer zeven weken gesloten worden, maar elders deed zich dit geval niet voor. Tot de gevolgen van de buitengewone tijdsomstandigheden kan men ook rekenen het feit, dat tal van archiefjes van plaatselijke steuncomité's e. d. aan de gemeente-archieven werden afgestaan. Van Deventer, 's-Graven- hage, Groningen, Haarlem, Leiden en Nijmegen vindt men dit bericht. Het is te wenschen, dat dit meer geschiedt. De archieven zullen daardoor aardig materiaal over de oorlogsjaren in Nederland in economisch opzicht verwerven. Het valt op, dat tal van archivarissen over ernstig ruimtegebrek klagen. Van de 23 behandelde archieven blijken niet minder dan 14 te klein gehuisvest. Van de groote steden vallen 's-Gravenhage en Rotterdam hieronder, terwijl ook het nieuwe archiefgebouw te Leiden reeds weer te klein is. In deze aflevering bespreekt de heer A. 'T Hart deze brochure, waar zij beschouwingen geeft en voorsteilen doet in verband met het archiefwezen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1921 | | pagina 18