120
naar behoefte, en als uitvloeisel daarvan tegen kinderbijslag of tegen ver
schillende salarieering van ongehuwden en gehuwden sterk gekant, zooals
blijkt uit het Orgaan van 9 April (14). De heer F. J. W. Drion, lid van
de lie Kamer deed zich kennen als een warm voorstander in een zevental
artikelen: Kindertoelagen en salarieering21 Mei (nr. 17), Mogen wij
zwijgen? 4 Juni (nr. 18), Kapitaal en arbeid, 18 Juni (nr. 19), Salarieering
en gezinsloon, 2 Juli (nr. 20), j' accuse, 16 Juli (nr. 21) en eindelijk nog
in Gezinstoeslag, 13 Augustus (nr. 23). Onweersproken bleef hij niet; de
heer Jaotenbero bestreed hem op 18 Juni (nr. 19) en later nog de heeren
F. N. Jansen en J. van der Mast op 30 Juli (nr. 21), terwijl de redactie
van „de Centraleinmiddels al eenige onderschriften aan de artikels toe
voegde. (Zij liet het daar niet bij maar wijdde aan de bespreking van
Huwelijks- en Kinderbijslag nog een tweetal artikelen in den nieuwen
jaargang 28 Januari 1921 (nr. 8) en 11 Februari (nr. 9).)
Inmiddels waren de ontwerpen voor de cre d i e t w e 11 en die de
uitbetaling van de salarisverhooging mogelijk moesten maken bij de
lie Kamer ingekomen en behandeld. Het Voorloopig Verslag over die
ontwerpen gaf „de Centraleaanleiding tot een bespreking op 7 Mei 1920
(nr. 16) en de Mededeelingenvan den Bond van Ambtenaren bij de Depar-
menten wijdden daaraan een bijdrage in het Meinummer (179). De Memorie
van Antwoord werd aangekondigd in „de Centraleop 4 Juni (nr. 18) en
daarin be- en veroordeeld op 18 Juni (nr. 19). De Bond van Ambtenaren
bij de Departementen vond het in verband met de schriftelijke behan
deling dezer wetsontwerpen nog noodig op 21 Juni in een nader adres
aan de lie Kamer op verbetering aan te dringendit adres werd opge
nomen in het Juninummer van de „Mededeelingen" (nr. 180).
De heer de B. gaf nog een breedvoerige beschouwing over de crediet-
wetten in afkeurenden zin in „de Centrale" van 18 Juni (nr. 19). De
beraadslagingen in de 11e Kamer gaven weer een tweetal artikelen in de
pen op 2 Juli (nr. 20) in „de Centraleen in het Juli/Augustusnummer
(181) van de „Mededeelingen"
Aanstonds werd nu een actie voor premievrij pensioen en
andere verbeteringen in het salarisbesluit ondernomen. Het adres aan de
lie Kamer werd opgenomen in „de Centrale" van 2 Juli (nr. 20). De
salariscommissie had bij haar voorstellen rekening gehouden met salarissen
waarop geen korting voor pensioen zou worden toegepast. Het Koninklijk
besluit, Staatsblad 37, had een korting van 7 °/0 tot een maximum van
f 210.ingevoerd. Oorspronkelijk meer principieel werd de intrekking
van dat kortingsvoorschrift later te pas gebracht om tijdelijke hulp te ver
schaffen in den noodtoestand, waarin het ambtenaarskorps kwam te ver-
keeren, en welken noodtoestand „de Centrale" op 16 Juli (nr. 21) uitvoerig
behandelde. Toen reeds opperde het bestuur van de Centrale het voor-
121
nemen om bij de regeering aan te dringen op uitkeering van een extra-
maand salaris met een minimum van 200. Dit voornemen volvoerde
het door de indiening van een verzoekschrift aan de regeering op 26 Juli
opgenomen in „de Centralevan 30 Juli (nr. 22). Ook de „Mededeelingen"
bepleitten de toekenning van een extra maand salaris met een minimum
van f 200.al mocht niet uit het oog worden verloren, dat dit slechts
een tijdelijk redmiddel was, maar dat algeheele herziening der salarisregeling
noodig bleef; Juli/Augustusnummer (181).
De regeering kwam vervolgens met maatregelen om het Rijkspersoneel
iets tegemoet te komen in de steeds toenemende duurte. Oorspronkelijk
bestonden deze, behalve uit een verhooging van het maximum van de
schalen 2 en 3 van het salarisbesluit, uit een uitbreiding van het stelsel
van kinderbijslag. Werd tot dusverre alleen voor het 3e, 4e, 5e enz.
kind bijslag genoten en waren de met f 5000.— en meer gesalarieerden
daarvan verstoken, thans zou voor alle kinderen bijslag worden gegeven,
en de salarisgrens wegvallen. Dit zou ingaan op 1 October 1920. ,De
Centralewas met dit voorstel alles behalve ingenomen, zooals blijkt uit
het nummer van 24 September (25) Op de algemeene bestuursvergadering
van 27/28 September kwam de zaak eveneens ter sprake en besloot men
aan te dringen op een algemeene herziening der salarissen en op uit
keering van een extra-maand salaris tot een minimum van f 200.—„de
Centrale" van 8 October (nr. 26). Het regeeringsvoorstel werd besproken
in de Commissie voor georganiseerd overleg die op haar beurt met een
ander voorstel kwamde kinderbijslag op den voet als door de regeering
was voorgesteld te doen ingaan op 1 April 1920, en voorts aan alle
ongehuwde ambtenaren 5 °/0 salarisverhooging toe te kennen en aan alle
gehuwden eveneens 5 u/0 maar met vezekering van een minimum, ver
anderlijk in verband met de standplaats-indeeling. Een groot aantal van
de vertegenwoordigers van de Vakvereenigingen in de Commissie voor
georganiseerd overleg konden zich met dit voorstel niet vereenigen, en
kwamen met een bemiddelingsvoorstelpremievrij pensioen met terug
betaling der gekorte gelden van 1 Januari 1920 af; een salarisverhooging
van 5 °/0 gelijkelijk voor alle ambtenaren, ongehuwd of gehuwdeen
kinderbijslag voor het 3e, 4e, 5e enz. kind, maar iets hooger dan het tot
dusverre verstrekte en met wegvalling van de salarisgrenszie „de Centrale"
van 8 October (nr. 26). Dit bemiddelingsvoorstel werd verworpen. Deze
gang van zaken gaf in het begin van October aanleiding tot de staking
van een deel van het post- en telegraafpersoneel, dat voor zich salaris
verbetering het dringendst noodig achtte. Daarop vroeg op 7 October
de heer Van de Tempel in de 11e Kamer een interpellatie aan over de
salarisverbetering. Zij werd op 19 en 20 October gehouden. Op 16 October
hadden zich inmiddels verschillende ambtenaars-organisaties gezamenlijk