82
83
gronden van zijne weigering mede aan den aanvrager, die bevoegd is van de
beslissing van den beheerder in beroep te komen bij Onzen Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen.
Artikel 3.
De toegelaten personen zijn gehouden in het archiefgebouw gebruik te maken van
de verlangde stukken, welke van te voren zullen worden gestempeld.
Tenzij de omstandigheden zulks onvermijdelijk maken, worden de bezoekers niet
in de bergplaats der verzameling zelf toegelaten, maar brengen de ambtenaren de
verlangde stukken in een afzonderlijk daartoe bestemd vertrek.
De ambtenaren zijn ook gehouden aan de bezoekers de tafels, indices, repertoria,
inventarissen en regestenlijsten voor te leggen en hun verder in hunne nasporingen
behulpzaam te zijn.
Zij dragen zorg, dat de gebruikte stukken telkenmale in goeden staat worden
teruggegven en dadelijk weder worden gelegd op de daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4.
Geen archiefstuk wordt buiten het gebouw gebracht, tenzij de archiefbeheerder
daartoe van te voren machtiging van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen heeft verkregen.
Dergelijke machtiging wordt niet vereischt voor de verzending van archiefstukken
naar de archiefbewaarplaatsen, biblotheken en andere instellingen, bedoeld in artikel 5
van Ons besluit van den 2den September 1919, Staatsblad no. 550.
Artikel 5.
Indien de beheerder eene aanvrage om een archiefstuk te verzenden naar eene der
in het laatste lid van het voorgaande artikel bedoelde archiefbewaarplaatsen, bibliotheken
en anndere instellingen weigert, deelt hij de gronden van zijne weigering mede aan
den aanvrager, die bevoegd is van de besliss ng van den beheerder in beroep te
komen bij Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Arlikel 6.
Geen stnk wordt ten gebruike buiten het gebouw afgegeven, dan na behoorlijk
gestempeld te zijn met den stempel van de Rijksarchiefbewaarplaats, en tegen regu,
geteekend door dengene, wien het stuk wordt toevertrouwd; van elk regu wordt
aanteekening gehouden iu een daartoe bestemd register.
Nadat het stuk is teruggeven, nagezien en in goeden staat bevonden, wordt het
regu aan den betrokken persoon teruggegeven en hiervan in hét register melding gemaakt.
Artikel 7.
Aan een ieder, die van archiefstukken gebruik maakt, staat het vrij om het door
of voor hem afgeschrevene in druk uit te geven, mits hij zich onderwerpt aan
de voorwaarden:
a. dat hij zich verantwoordelijk stelt voor het door hem uitgegevene;
b. dat hij een exemplaar van de door hem bezorgde afdrukken of van het werk,
waarin afdrukken voorkomen, aan de archiefbewaarplaats, waar het stuk berust, schenkt;
c. dat het recht om het door hem opnieuw te doen drukken en uitgeven voor
het Rijk onverkort blijft.
Artikel 8.
Ten einde de nakoming van de bepalingen van artikel 7 te verzekeren, is in elke
archiefbewaarplaats een register voorhanden, bevattende een afschrift van dit besluit
en eene verklaring, dat de ondergeteekenden zich daaraan en met name aan artikel 7
ouderwerpen. Niemand wordt tot het gebruik maken van archiefstukken toegelaten,
alvorens die verklaring te hebben onderteekend.
Gelijke verklarirg moet worden afgegeven door degenen, die stukken uit het
archief ter leen vraagt.
Artikel 9.
Onder archiefstukken zijn in dit besluit ook begrepen de in eene Rijksarchief
bewaarplaats bewaarde handschriften, die geen deel uitmaken van een der in de
bewaarplaats berustende archieven.
Artikel 10.
Dit besluit is op de stukken, die behooren tot de archieven van Departementen
van Algemeen Bestuur en jonger dan December 1813, alleen toepasselijk voor zoover
daarvan niet is afgeweken bij Ons besluit van 16 Januari 1904, nO. 3, gewijzigd bij
Ons besluit van 25 Juni 1913, n 41.
Kon. Besluit regelende de inrichting van den dienst der
r ij k s a r c h i e v e n. Dit Kon. Besluit van 5 Februari 192 0, Nr. 50
luidt als volgt:
Artikel 1.
Onder Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen staat aan het
hoofd van het Rijksarchiefwezen een Algemeen Rijksarchivaris.
De Algemeene Rijksarchivaris dient desgevraagd Onzen Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen van advies in alle zaken het archiefwezen betreffende.
De Algemeene Rijksarchivaris is tevens belast met het beheer van de Algemeene
Rijksarchiefbewaarplaats.
Artikel 2.
De Algemeene Rijksarchiefbewaarplaats wordt door Onzen Minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen op de voordracht van den Algemeenen Rijksarchi
varis verdeeld in afdeelingen.
Aan het hoofd van elke afdeeling van de Algemeene Rijksarchiefbewaarplaats
staat een archivaris bij het Algemeen Rijksarchief.
De Algemeene Rijksarchivaris kan tot hoofd van eene dezer afdeelingen worden
aangewezen.
Artikel 3.
Het beheer van eene Rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van eene
provincie is opgedragen aan den Rijksarchivaris in die provincie.
Artikel 4.
Aan elke afdeeling der Algemeene Rijksarchiefbewaarplaats en aan elke Rijks
archiefbewaarplaats in de hoofdplaats eener provincie, behalve aan de Rijksarchief
bewaarplaats in Drenthe te Assen, is verbonden ten minste één chartermeester met
den rang van hoofdcommies of commies.
Bovendien kunnen aan de Algemeene Rijksarchiefbewaarplaats een of meer
chartermeesters met den rang van hoofd-commies of commies verbonden worden,
die niet bij eene bepaalde afdeeling zijn ingedeeld, maar rechtstreeks aan den Alge
meenen Rijksarchivaris ondergeschikt zijn.
Artikel 5.
Indien wordt overgegaan tot de oprichting eener Rijksarchiefbewaarplaats als
bedoeld in artikel 7 van de Archiefwet 1918, (Staatsblad No. 378), wordt onder den
Rijksarchivaris in de provincie in Zuid-Holland onder den Algemeenen Rijksarchi
varis het beheer daarvan opgedragen aan een adjunct-archivaris met den rang van
hoofdcommies of commies.
Artikel 6.
Aan elke afdeeling der Algemeene Rijksarchiefbewaarplaats, aan elke Rijksarchief
bewaarplaats in de hoofdplaats van eene provincie en aan elke Rijksarchiefbewaar
plaats als bedoeld in artikel 7 der Archiefwet 1918 (Staatsblad No. 378) is ten minste
één hoofdcommies, commies, adjunct-commies of klerk, die niet tevens adjunct-archi
varis of chartermeester is, verbonden.