80
81
den regel niet aan hooge eischen te voldoen: de eischen voor wetenschappelijk
archiefambtenaar der 2de klasse gesteld, zijn niet hoog; er is geenerlei bijzondere
opleiding voor vereischt; men moet slechts voldoen aan een examen in de beginselen
der archiefeconomie, de kennis van het oude schrift en de hoofdbeginselen der
vaderlandsche geschiedenis en zes maaanden stage aan een archief ter practische
voorbereiding doorloopen hebben. Het beste bewijs, dat deze opleiding niet te
zwaar is, is hierin gelegen, dat sedert het in werking treden van de archiefwet reeds
elf personen het radicaal van wetenschappelijk archiefambtenaar der tweede klasse
hebben verworven Aan slechts 21 gemeenten is de verplichting opgelegd om, bij
aanstelling van een archivaris, een ambtenaar eerste klasse te benoemen. Van' die
gemeenten hebben er twee geen archivaris aangesteld (Roe. mond en Zwolle), terwijl
het archief der gemeente Arnhem in het rijksdepöt berust. Van de achttien andere
hebben reeds elf een gestudeerd ambtenaar aan het hoofd van haar archieven gesteld
(Amsterdam, Delft, Deventer, Gouda, 's-Gravenhage, Groningen, Leiden. Maastricht
Middelburg, Rotterdam en Utrecht), terwijl de zeven overige (Dordrecht, Haarlem'
's-Hertogenbosch, Kampen, Leeuwarden, Nijmegen en Zutphen) een ambtenaar tweede
klasse tot archivaris hebben benoemd. Deze plaatsen kunnen geleidelijk bij voor
komende vacature door ambtenaren eerste klasse worden bezet, zonder dat er reden
is om aan te nemen, dat dit in de toekomst tot moeilijkheden aanleiding zal geven.
Aan den provincialen inspecteur is de inspectie van alle archieven der^gemeenten,
waterschappen, veenschappen, veenpolders en onderdeden in de provincie opgedragen'
ook van die waarover als archivaris een ambtenaar eerste klasse staat. Hierom reeds'
dient de inspecteur zelf altijd een ambtenaar eerste klasse te zijn. Bezwaar kan dit
niet opleveren, daar de provincie altijd bevoegd is de functies van inspecteur aan den
rijksarchivaris in de provincie op te dragen. In alle provinciën, waar de inspectie
reeds is ingevoerd, is de zaak op de laatste wijze geregeld, behalve in Zuidholland
waar een afzonderlijk inspecteur is aangesteld.
Inderdaad heeft den ondergeteekende een subsidie-aanvrage bereikt van het
„Nederlandsch Centraal Filmarchief". Tot nog toe acht hij evenwel
geen voldoende termen aanwezig om de vereeniging voor een rijkssubsidie in aan
merking te brengen, Waar de ingewonnen adviezen niet eenstemmig luiden, de ver
eeniging pas een jaar bestaat, en zoowel haar ledental als de inkomsten no°- gering
zijn, meent ondergeteekende goed te doen, haar verdere ontwikkeling af ie wachten
alvorens de toekenning van een rijkssubsidie te bevorderen.
Artt. 196 en 201. Het is niet buitengesloten, dat, wanneer eerlang eenige der
thans in functie zijnde ambtenaren bij de rijksarchieven wegens het bereiken van de
gestelde leeftijdsgrens den dienst zullen verlaten, de bezetting van de hierdoor open
vallende plaatsen eenige moeilijkheid zal opleveren. Misschien zal dan inderdaad
voorloopig een tekort aan bevoegden blijken te bestaan. Dit behoeft geen verwon
dering te wekken; de Archiefwet schiep, door de invoering van de categorie van
w et enscha pp el ij k e ambtenaren voor het rijksarchiefwezen een overgangs-
s adiumhet is duidelijk, dat op het oogenbllk zelf, waarop wordt voorgeschreven dat
zekere posten voorlaan bezet dienen te worden door ambtenaren, aan wie bijzondere
tot dusver met bestaande eischen worden gesteld, de bevoegde personen niet in vol-
oend aantal beschikbaar kunnen zijn. Ook thans nog komt het wel voor dat
hoewd b v. aan een bepaalde afdeeling van het Algemeen Rijksarchief volgens dé
vastgestelde formatie een wetenschappelijk ambtenaar 1ste klasse moet zijn verbonden
deze nog met aanwezig is. De maatregel zal eerst langzamerhand kunnen doorwerken!
Men bedenke, dat in het bijzonder het verkrijgen van het radicaal van wetenschap
pelijk ambtenaar 1ste kiasse veel tijd vordert, de na beëindiging van de universitaire
studie te volgen cursus aan de Archiefschool loopt van September tot Juli, terwijl
verder vereischt wordt, dat de candidaat ten minste één jaar met vrucht practisch
werkzaam is geweest aan een archiefbewaarplaats. Dat het tekort aan wetenschap
pelijke ambtenaren mede aan de minder goede bezoldiging zou moeten
worden geweten, is den ondergeteekende nog niet gebleken; voor het radicaal der
2de klasse slaagden, zooals reeds vermeld is, tot nu toe elf candidaten, de cursus voor
de lste klasse wordt voor het oogenblik gevolgd door 4 leerlingen, terwijl 1 onlangs
slaagde. De opmerking over de gelijkstelling met departementale ambtenaren is den
ondergeteekende niet geheel duidelijk. Het is waar, dat de rangen van klerk, adjunct
commies, commies en hoofdcommies, die bij het archiefwezen bestaan, ook bij de
departementen voorkomen. Bij het archiefwezen is het echter vrijwel gewoonte
geworden, dat gepromoveerde ambtenaren, dat zijn thans de wetenschappelijke amb
tenaren lste klasse, aanstonds in den rang van commies worden benoemd. Bovendien
laat het Bezoldigingsbesluit de mogelijkheid toe, de aanvangswedde hooger te stellen
dan het minimum der schaal van salarieering. De middelen zijn dus aanwezig om,
ingeval zich inderdaad bezwaren van financieelen aard voordoen, hieraan tegemoet
te komen.
Art. 200. De ondergeteekende is van oordeel, dat de Archiefschool in
een bepaalde behoefte voorziet en dat zij wil het systeem der Archiefwet
practisch uitvoeibaar zijn onmisbaar moet worden geacht. Zij functioneert echter
nog te kort (begin dezes jaars is zij geopend) dan dat reeds thans zou kunnen worden
uitgemaakt, of evenwicht bestaat tusschen resultaten en kosten.
Art. 201. Op de Staatsbegrooting voor 1920 waren gelden beschikbaar gesteld
voor de aanstelling van een klerk aan het r ij k s a r c h i e f in O v e r ij s e 1
deze is sindsdien in functie getredea. Verzuimd is het hiervoor benoodigde bedrag
op de ontwerp-begrooting voor 1921 te brengen. Hiervoor wordt alsnog f 1300
uitgetrokken".
De Archiefwet en hare uitvoerino.
Kon. Besluit regelende het gebruik en de toegankelijkheid
van 'sRijks Archieven. Omdat verscheiden bepalingen uit het vroeger hier
omtrent geldende Kon. Besluit van 30 October 1903, no. 29 sedert in het Kon. Besluit
van 2 September 1919 (St.bl. 550) tot vaststelling van den Algemeenen maatregel
van Bestuur, bedoeld in art. 1, derde lid der Archiefwet 1918 (zie Ned, Archievenblad
1919—1920, blz. 26) zijn opgenomen, is thans een nieuw Kon. Besluit van 14
Januari 192 0, no. 33, over het gebruik en de toegankelijkheid ven 's Rijks-
Archieven verschenen, dat als volgt luidt:
Artikel 1.
De beheerder van eene archiefbewaarplaats is niet bevoegd bezoekers in de
gelegenheid te stellen stukken, die behooren tot Rijksarchieven en jonger zijn dan
vijftig jaren, te raadplegen of daaruit afbeeldingen, afschriften of uittreksels te maken
of te doen maken, tenzij hij van te voren machtiging daartoe heeft verkregen van
het hoofd van Departement, waaronder het college of de ambtenaar, van wien het
archief afkomstig is, ressorteert of geressorteerd heeft.
Is het archief niet van een onder het Departement ressorteerend of geressorteerd
hebbend college of ambtenaar afkomstig, dan behoeft de beheerder de voorafgaande
machtiging van onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Artikel 2.
Indien de beheerder eene aanvrage om archiefstukken te raadplegen of om er
afbeeldingen of afschriften van of uittreksels uit te maken weigert, deelt hij de