70 met zulke toevalligheden. Van den anderen kant zou ik eene verdeeling ontworpen hebben, overeenkomende met de functies, die aan dit rechts college waren opgedragen. Ik zou eene afdeeling geschapen hebben, gewijd aan de geschillen, welke aan het oordeel van het hof onderworpen werden en bevattende de rollen, de arresten,"de processtukken en dergelijke. In eene tweede afdeeling zou ik de stukken van boedelbereddering plaatsen, als de rekeningen en boedelstukken. De laatste afdeeling eindelijk zou de stukken moeten bevatten, die het inwendig bestuur van dit lichaam be treffen, als de staatsbesluiten en costumen tot zijne instructie, de ingekomen en de minuten der uitgegane brieven, de admissies van zijne bedienden: de huishoudelijke afdeeling. En was ik doende de stukken over deze afdeelingen te distribueeren, dan zou het kunnen gebeuren, dat enkele van zulk gewicht bleken, ik bedoel niet uit een oogpunt van rechts geschiedenis, maar uit dat van archiefoeconomie dat de inrichting van eene vierde of liever van eene eerste afdeeling daardoor gerechtvaardigd zou schijnen, eene afdeeling bestemd tot opname van stukken, van hooger hand ingekomen of het wezen van dit lichaam zeer nauw rakende: een charter als no. 9 bijvoorbeeld, dat de competentie van het hof jegens de stad Valenciennes bepaalt of nog beter de cartularia, indien ik den aard dezer stukken wel begrijp. Enkele stukken zouden in het systeem niet passende rekeningen en de kasboeken, genummerd 68 111 en 113115. Maar behooren deze inderdaad tot het archief van het hof en niet eerder tot dat van den ontvanger dezer domeinrechten? Mij dunkt, eene uiteenzetting van deze verhouding en eventueel eene rechtvaardiging van zijne schikking had de heer Verriest den raadpleger van dezen inventaris niet mogen onthouden. Dergelijke bijzonderheden als de competentie van dit gerecht, welke trou wens met een enkel woord is aangegeven, zijne geschiedenis en de lot gevallen van zijn archief zijn als inleiding van eenen inventaris noodzakelijk. Niettegenstaande de bescheiden rol, die dit gerecht blijkbaar gespeeld heeft en den geringen omvang van zijn archief, is de moeite daaraan besteed wel geplaatst. Den heer Verriest leverde het, naar zijne bekentenis, grootendeels de stof voor zijn werkLe servage dans le comté de Hainaut. Les sainteurs. Le meilleur catel. 1910. Het zou mij niet verwonderen, als nog andere studie bij het bewerken van deze zoo antiek aandoende stukken baat zou vinden, de kennis der rechtspleging bijvoorbeeld bij lezing der 14de en 15de.eeuwsche vonnisboeken. Moge deze gedachten den bewerker de voldoening over zijn arbeid vergrooten. Gedeeltelijk zijn het late copieën. De mogelijkheid is dus niet uitgesloten, dat deze stukken voor eene bepaalde zaak zijn vervaardigd of uit het dossier, daarop betrekking hebbende, gelicht. Zoo onder andere lijkt mij dit het geval met charter no. 1, waarvan het mij niet zou verbazen, indien het behoorde tot dossier no. 159. 71 Chambres des comptes de Flandre et de Brabant. Inventaire des comptes en rouleaux, par H. Nelis, sous-chef de section aux a r c h i v e s-g n r a 1 e s du Royaume. 1914. Ten Algemeenen Rijksarchieve te Brussel berust eene collectie archi valia, welke den merkwaardigen naam comptes en rouleaux draagt. Deze benaming verraadt de bedoeling, die men bij de samen stelling gehad heeft, namelijk uit de rekenkamerarchieven van Vlaanderen en Brabant zulke rekeningen te lichten en bijeen te voegen, die in rolvorm geschreven zijn en wier bewaring tusschen de charters, de registers en de losse stukken blijkbaar bezwaren opleverde. Ik kan niet beoordeelen, welke gewichtige redenen de slooping dezer collectie hebben tegengehouden. Het kan niet haar ouderdom geweest zijn, want de collectie als zoodanig schijnt mij 19de-eeuwsch toe en ouder dan de jaren 1771 of 1772 kan zij, zooals nader zal blijken, in geen geval zijn. Het kan niet de zorg voor hare materiëele bewaring zijn, want niets belet deze stukken bijeen te bewaren, mits deze omstandigheden hunne theoretische plaats in den inventaris niet beïnvloeden. Het kan ten slotte niet de eerbied voor het gewijsde zijn, want dat is, voorzichtig uitgedrukt, zeer aanvechtbaar. Thans heeft deze beschikking tengevolge, dat de rekeningen der zelfde officieren bewaard worden op twee verschillende plaatsen, naar gelang zij ouder of jonger, of liever naargelang zij in rol- of registervorm zijn geschreven. Men zie bijvoorbeeld de rekeningen van den baljuw van Gent, gedeeltelijk beschreven in comptes en rouleaux no. 1349—1389 en Chambres des comptes no. 14106—14131. Of om op eene dergelijke inconsequentie te wijzen, dat de rekeningen van den rentmeester-generaal van Brabant, die sedert het jaar 1363 bewaard zijn, in de Chambres des comptes berusten en daarentegen rekeningen van den rentmeester der meierij van Thienen (in Brabant gelegen), in de Comptes en rouleaux, hoewel deze Iaatsten zelfs jonger zijn. Het is jammer, dat de heer Nelis, die toch een uitstekend archivaris is, op dien foutieven grondslag heeft moeten bouwen en feitelijk eene opdracht van driekwarteeuw her uitvoeren. Men zie slechts, wat Gachard in zijnen Inventaire des archives des chambres des comptes torn. II préface pag. VII, in het jaar 1845 schreef! Intusschen liet ik na den lezer dezer recensie voldoende in te lichten, waarover de besproken inventaris handelt. In het jaar 1386 werd door Philips den Stoute het domeinbeheer van Vlaanderen gereorganiseerd en tevens de Rekenkamer van Vlaanderen te Rijssel opgericht en bij deze gelegenheid gelastte hij om de oudere bescheiden, die hem voor dit doel nuttig zouden kunnen zijn, overal te lichten. Zoodoende werd door hem eene verzameling aangelegd, gedeeltelijk wellicht van de vroeger bestaande administratie, hoe dan ook ingericht, gedeeltelijk van de officieren en

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1920 | | pagina 41