56 zoo gauw mogelijk weer terug kan brengen in hun stille rust op de boe kenplank. Ik voor mij denk daarbij nog niet eens in de eerste plaats aan de moeilijkheden der eigenlijke inventariseering, welke de deskundige lezers van het Archievenblad beter kunnen beoordeelen dan ik, maar vooral aan de beschrijving van bestuurs- en rechtsinstellingen in de inleiding, aan de korte studietjes, die verscholen staan in den inventaris aan het hoofd der afdeelingen, aan de genealogietjes, welke dikwijls verwerkt zijn in de indices en aan dergelijk werk. De streek, waarvan Mr. Meerkamp van Embden de rechterlijke archieven behandelt, was afgescheurd van Vlaanderen. Zij bestond uit een stuk van het Vrije van Brugge en van de Vier Ambachten (Bouchouter-, Asseneder-, Axel- en Hulsterambacht) met inliggende steden en heerlijkheden. De grens er van was bepaald door den loop van den oorlog en ze is zóó lang wisselvallig gebleven, dat de bewerker van de archieven geen algemeene scheiding kon maken tusschen stukken van vóór en na de hervorming. Vermeesterd had ten slotte de Republiekhet z.g. Oost-vrije van Brugge met de daarin gelegen stadjes en het fort IJzendijkein Bouchouter- en Assenederambacht slechts de stadjes Filippine en Sas-van-Gentvan het ambacht Axel een deel benevens de stad van dien naamHulst en Hul sterambacht geheelvoorts een aantal heerlijkheden, waarvan sommige gedeeltelijk. Deze verzameling heele en gebroken deelen van het graafschap Vlaan deren is niet aaneengegroeid tot een samenhangend gebied. Ze werd niet verbonden opgenomen in de Unie of in een gewest, maar bleef een hoe veelheid veroverd land, Generaliteitsland. De Staten-Generaal hebben er zoo weinig mogelijk aan gevormd of hervormdvoor de steden veranderde weinig meer dan dat de Staten-Generaal voortaan de magistraatsbestelling bezaten; het veroverde deel van het Vrije van Brugge werd het Vrije van Sluis; de daar gelegen leenen, die vroeger gehouden waren van het leenhof de Burg vau Brugge, werden geplaatst onder een nieuw leenhof, van gelijken naam en op overeenkomstige wijze samengesteldde lagere leenhoven behielden hun ressort, inrichting en costumen. Van het andere hoofdleenhof Het Kasteel van Gent schiep men geen namaakselde daaraan ondergeschikte leenen werden geplaatst onder een Raad van Vlaanderen, gevestigd te Middelburg, die tevens als hof van appèl fungeerde. Een kleine unie, welke in de tweede helft der 16e eeuw ontstond, bleek later weinig hecht te zijn. Nog onder de regeering van Philips II, in 1565, waren stad en ambacht van Axel met elkaar vereenigd en in 1572 was daarbij ook nog een stuk gevoegd van Assenederambacht, n.l. Terneuzenambacht. In 1584, toen Axel weer in Spaansche handen was, kreeg het dorp Terneuzen een eigen magistraat en het gold voortaan als stad. Axel werd in '86 herwonnen, maar in zulken toestand, dat het ge- 57 raden leek om de stad benevens het staatsche deel van Axelambacht weer met het, nu veel belangrijker, Terneuzen te verbinden. In 1590 werd ook nog het half vergane Biervliet in deze unie opgenomen. Doch in 1643 was Biervliet weer zoo ver hersteld, dat dit er een eigen bestuur op na kon houden en het werd met het land van Biervliet - opnieuw een afzonderlijk rechtsgebied. Axel en Terneuzen bleven bijeen, doch later hielden de plaatselijke schepenen van beide steden afzonderlijke rechtszittingen voor burgerlijke zaken. Meer bijzonderheden over dit alles geeft het werk van Mr. Meerkamp van Embden, steeds echter beknopt en duidelijk. Slechts één ding zou ik wenschen, dat hij hier weggelaten of anders gezegd had. Hij deelt n.l. mee, dat Axel, Terneuzen en Biervliet met de forten Lillo en Liefkenshoek, het z.g. Committimus, onder „het gezag" der Gecommitteerde Raden van Zeeland geplaatst waren, en hij gewaagt van de mogelijkheid om „een territoriale rangschikking" in de behandelde archieven aan te brengen „volgens de samenstellende deelen van Staats-Vlaanderen, n.l. het Vrije van Sluis, het Committimus en Hulsterambacht, alle met de inliggende steden en heerlijkheden".Onwillekeurig, maar tevergeefs zoekt men nu in de geïnventariseerde archieven naar eenig spoor van het „gezag" der Zeeuwsche Gecommiteerde Raden. Inderdaad hadden deze slechts be perkte en vrij onduidelijke administratieve bevoegdheden, en het bestaan van een Committimus kan bij een bespreking van rechterlijke archieven dan ook gerust genegeerd worden. Bij de indeeling van de archieven is de schrijver radicaal en vrij onhistorisch te werk gegaan. Terecht, naar mij voorkomt. De oorlog had in deze streken het oude staatsrechtelijke verband grootendeels vernield. Het Oostvrije (het Vrije van Sluis) was afgerukt van het Vrije van Brugge, het staatsche Axelambacht en het Hulsterambacht van de Vier Ambachten; de betrekkingen tusschen de veroverde steden en de hoofdsteden Brugge en Gent waren doorgesneden, eveneens die van de leenen met de Vlaamsche leenhoven. Enkele van de vroegere verbindingen waren in gewijzigden vorm hersteld, maar het meeste was ontbonden in losse eenheden, alle nu gesteld onder den Raad van Vlaanderen. Op het archief van den Raad van Vlaanderen volgen dan ook in dezen inventaris de archieven der steden in alphabetische rangorde. Een weinig anders had het ook gekundeerst de afzonderlijke steden, dan de steden verbonden met land- districten (Axel, Terneuzen, Biervliet) en vervolgens de landdistricten, het Vrije van Sluis en Hulsterambacht. Maar de archieven van deze laatste beide gebieden mist men in dezen inventaris. De inleiding vermeldt, dat zij zullen voorkomen in een volgend deeliets daarvan had echter Waarbij zouden dan Filippine en Sas-van-Gent geplaatst moeten worden?

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1920 | | pagina 34