54
die blijkbaar met tegenzin gegeven worden. Zoo heeft de studie van de
geschiedenis van den Schouwburg veertig jaren lang stilgestaan tot groot
nadeel der geschiedenis van onze letterkunde. In 1898 vroeg Wybrands,
die een zwakke gezondheid had, ontslag aan en vestigde zich als emeritus
te Amsterdam. Daar heeft hij weer aan zijn vroeger onderwerp gewerkt
toen ik hem eenige jaren vóór zijn dood een bezoek bracht, deelde hij
mij mede, dat hij van plan was nog twee deelen met aanteekeningen over
den Schouwburg uit te geven. Maar toen hij in 1913 stierf, was er nog
niets verschenen en werd mij medegedeeld, dat hij kort vóór zijn dood
al zijne aanteekeningen had verbrand
Keuren van Zeeland. „In „Oud-Vaderlandsche Rechtsbronnen
II 20" geeft Mr. R. F.: „De Keuren van Zeeland" (N. R. C.)!" Daar is
sprake van een zeer oude keur van Floris den Voogd en die wordt om
die reden toegeschreven aan het tijdperk Januari 56Maart '58. Is dat
volkomen zeker? Het was toen voor dit deel der Nederlanden een tijdperk
van verwarring. Zeeland was een twistappel tusschen Holland en Vlaan
deren. Zeeland beoosterschelde (Schouwen enz.) behoorde tot Holland.
Van „Bewesterschelde" was Walcheren gaandeweg onder Holland gekomen.
Floris deed in 1256 hulde aan de Gravin van Vlaanderen voor zich
zelf voor een groot deel van Bewesterschelde (Beveland, Land van Waes
e.a.) en als Voogd over Floris V voor Walcheren. Een keur
van Floris den Voogd als v o o g d zou dus alléén de ommelanden van
Zierikzee en Middelburg kunnen hebben betroffen.
Betrof de keur geheel Zeeland, dan zou ze moeten dateeren uit
het tijdperk 1247—'56, toen dezelfde Floris deze landen als regent voor
zijn broeder, roomsch-koning Willem, bestuurde. Heer Floris bezegelde
toen de keuren met het groot zegel (zonder wijziging of toevoeging), iets
wat in die dagen slechts den landsheer toekwam. Hij noemt zich in die
stukken: „Floris van Holland, broeder van den roomsch-koning". Na
1256 noemt hij zich „Voogd", behalve voor dat deel van Bewesterschelde,
waarover hij persoonlijk heerschappij voert. Een keur voor gehéél Zeeland
zal dus moeten worden gedateerd vóór 1256; een na 1256 kan nauwelijks
voor gehéél Zeeland zijn bestemd. Eenheid was daar toen nog niet. (Zie:
Prof. Van der Chijs, Munten van Holland en Zeeland, uitg. Teylers
Genootschap.) W. v. R.
Daar het bovenstaande opstel voorkomt in het Weekblad gewijd aan
de belangen van Rotterdam (14 Augustus 1920, 6e jrg. nr. 42, le blad),
waar men nu juist geene aanteekening omtrent de oudste keur van Zeeland
zou verwachten, heb ik den redacteur van het Archievenblad verzocht het
stuk over te nemen, en mij tevens in de gelegenheid te stellen er een
enkel woord aan toe te voegen.
55
Gelijk de schrijver van het bovenstaande stuk zelf erkent, noemt Floris,
de jongere broeder van den Roomsch koning Willem van Holland, zich
na 1256 regelmatig tutor Zelandie of voogd van Holland, terwijl Floris
dien titel in de periode tusschen 1247 en 1256 nooit voert, maar altijd
broeder van den Roomsch koning heet. Een blik in het Oorkondenboek
van Van der Bergh is voldoende om ieder hiervan te overtuigen. Reeds
dit is een afdoende grond om de keur, die aan Floris den titel tutor
Zelandie geeft, niet vóór, maar na 1256 te plaatsen.
Het verdrag van October 1256 (Van der Beroh II no. 3) kan aan
leiding geven tot de veronderstelling, dat Floris voor een gedeelte van
Zeeland Bewestenschelde in eigen naam, voor een ander gedeelte als
voogd van zijn neef Floris V hulde aan Vlaanderen had te doenmaar
het staat vast, dat de hier beloofde beleening afhankelijk werd gesteld van
het tot stand komen van een huwelijk tusschen den voogd en eene dochter
van den graaf van Vlaanderen (A. w. no. 4). Het huwelijk heeft echter
nooit plaats gegrepen, en de beleening is nooit gedaan. Voor wie de
keur bestemd was, zegt zij zelfomnibus inter Bornisse et Heydiïnszee
manentibus. Nog duidelijker spreekt een der later aan de keur toegevoegde
artikelenAlle diegheene, die woenen tusschen Bornisse ende Heydenezee,
sullen sijn onder één gerechte ende onder ééne koere, sonder die van
Middelborgh, van Zerixee, van Westcapelen, van Domburch ende van
Zoutenlande. R. F.
Boekbespreking.
De archieven van de rechtbanken, weeskamers en notarissen, die over
het tegenwoordig gebied der provincie Zeeland gefungeerd hebbenZeeuwsch
Vlaanderen, 14471796 door Mr. A. Meerkamp van Embden (Middelburg,
1919).
Toen ik indertijd de aankondiging van bovengenoemd werk op mij nam,
twijfelde ik, of ik daarvoor wel de geschikte persoon was, en nu ik het
boek voor mij genomen heb om er over te schrijven, komt die twijfel
versterkt terug. Ik heb nooit aan archiefinventarisatie gedaan, noch zelfs
er over gedacht; wat zal ik dan dezen inventaris gaan bespreken en dat
nog wel in een vaktijdschrift van archivarissen? Ook een andere gedachte
keert weer, eene, die telkens bij mij oprees, wanneer ik zulk een inven
taris in handen had als die, welke het Zeeuwsche Rijksarchief sedert 1897 in
een statige rij publiceert. Het is deze hoeveel en hoe bescheiden geestesarbeid
ligt verborgen in deze boeken, welke de historicus spoedig pleegt weg te
zetten en die hij het meest waardeert, indien hij ze bij voorkomend gebruik
Dat dit juist Walcheren zou zijn, blijkt uit niets.