34
groep. Wij hebben daarom niet geaarzeld, ook de lezingen van C:
Fugthe en Domini nostri Jesu Christi, waar A en B beide D e i
hebben, in de tekst op te nemen.
Nog doen wij hier opmerken, dat de hof te Knijfheze nooit aan
St Paulus kan hebben behoord, maar aan de bisschop en later aan de
Dom (zie S. Muller Fzn., De hof te Knijfheze, Versl. en Meded. der
Vereeniging tot uitgave der bronnen van het oude Vaderlandsche recht V
blz. 71%lg.). Dat hij in dit stuk, bij de stichting der St. Paulus-abdij,
aan deze zou zijn geschonken, is dus uitgesloten.
No 12. (1054). Grafschrift van bisschop Bernold.
Het grafschrift van bisschop Bernold, in oudste redactie overgeleverd
in het necrologium van het kapittel van St. Pieter te Utrecht (catal. no. 74)
blz. 1, luidt als volgt:
Hie sunt confossa Bernoldi presulis ossa
Laudet eum glossa, dedit hie quia munera grossa.
Prefuit hac sortesunt sede vacante suborte
Lites distorte, pro presule flente cohorte.
Venit rex Conrat, ut pacem mox ibi ponat,
Datque cohors tota regi de presule vota.
Retro dimissa paritura conjuge Gisla
Oesterbeec villa; prope Bernoldum parit illa
Tune ibi curatumcui dat rex pontificatum
Ob nova portata, quod erat proles sibi nata.
Vigetius Bernold pastor successit Adelbold.
Annis septenis bene rexit bis quoque denis.
Holland miliciam junxit ad ecclesiam.
Sanctis Baptiste, Petro, Paulo, Lebuino,
Quatuor ecclesias condidit egregias.
I quater attendas, decimo quartoque Kalendas
Augusti, semel M semel L dum scandit ad arcem.
Non mala mors subita, quam precessit bona vita.
Zooals reeds door Coster, De kroniek van Johannes de Beka, blz. 141,
Noot 2, is opgemerkt, dateert het schrift niet van 1300, maar uit de late
middeleeuwen.
Om het grafschrift aan een kritisch onderzoek te onderwerpen, moeten
we zijn inhoud vergelijken met wat de andere bronnen over het leven
van bisschop Bernold berichten. Deze andere bronnen zijn: 1°. De „Bella
campestria inter episcopos Trajectenses et comités Hollandie", uitgegeven
door S. Muller Fzn. in Bijdr. en Meded. v. h. Hist. Gen. XI, blz. 497
vlg. 2°. De kroniek van Johannes de Beka. 3°. Het Chronicon Tielense
(zie daarover Coster a. h. w. blz. 57 vlg.).
35
De kwestie van de geboorte van een kind van koning Koenraad te
Oosterbeek is o.a. behandeld door Coster, blz. 140. Deze legt aan zijn
onderzoek een bericht uit het Chronicon Tielense ten grondslag, omdat
volgens hem het daarin voorkomende verhaal een gedeelte uitmaakt van
de zgn Anonymus, die door C. als een vroegere redactie van Beka wordt
aangemerkt en in het Chron. Tiel. ingelascht zou zijn, Ik laat dit echter
buiten bespreking, omdat ik deze stelling als niet bewezen beschouw. Ik
beperk mij dus tot de twee overige bronnen.
Voor de beoordeeling van het grafschrift is zijn verband met Beka en
de Bella campestria van gewicht. Zoowel het grafschrift als Beka berichten
de volgende drie feiten
1°. de verheffing van pastoor (grafschr.„curatus", Beka„presbyter",
„sacerdos") Bernold op de bisschoppelijke stoel door Koenraad II, als
belooning voor het bericht van de bevalling van 's konings gemalin te
zijnen huize.
2°. dat bisschop Bernold met de Hollandsche principes vrede heeft
gemaakt (grafschr.: „Holland miliciam junxit ad ecclesiam"; Beka: „cum
principibus Hollandiae pacem fecit").
3°. de bouw van vier kerken.
Over de raadselachtigheid van het eerste hebben reeds Bresslau (Jahrb.
d. deutschen Reichs unter Konrad II, I (1879), blz. 205 vlg.) en Coster
gehandeld. Geen van beiden heeft echter de vraag gesteld, of Beka, dan
wel het grafschrift de oudste overlevering bevat.
Deze vraag kan nu, dunkt mij, opgehelderd worden met behulp van
punt 2, omdat als tertium comparationis de Bella campestria ons hier ten
dienste staan, welke, zooals bekend is, één der bronnen van Beka zijn
geweest1). Deze zeggen: „Post obitum autem Adalboldi pontificis Ber-
noldus vir egregius Trajectensi successit episcopio, qui cum Hol-
landensibus pacem habui t". Dit wil zeggenbisschop Bernold
bewaarde de vrede met de Hollanders. Deze korte, zakelijke mede-
deeling der B.c. is geloofwaardig. De schrijver ervan spreekt speciaal
over de zeven oorlogen tusschen Holland en het Sticht, en vermeldt bis
schop Bernold slechts even, omdat deze immers voor zijn werk geen stof
opleverde, daar hij de vrede had bewaard. Beka echter, wiens doel is
van elke bisschop, die een apart hoofdstuk krijgt, te zeggen wat hij weet,
heeft deze notitie overgenomen en toegespitst tot een soort loftuiting: „cum
principibus Hollandiae pacem fecit." Deze methode van Beka,
die gemoedelijke praatjes verkoopt en te goeder trouw is, behoeft ons niet
te verwonderen.
Van belang is echter, dat op dezelfde wijze als bij Beka ook in het
i) Zie: S. Mulllr Fzn., Bijdr. en Meded. XI,. blz. 500.