26
In hem is een nobele geest van ons gegaanvelen hebben hem hoog
geschat en ook ik zal hem, hoewel wij zóó verschillend geaard waren,
droevig missen. De Bussy was een man van overtuiging, geen gemakke
lijke man, niet voor zich zeiven en niet voor anderen. Ik herinner mij,
hoe hij, jaren geleden, toen een zijner collega's iets gedaan had, dat naar
zijn oordeel min betamelijk was, onverwijld den trein nam en, regelrecht
naar den schuldige stappend, dezen zóó ongemakkelijk de waarheid zei,
dat deze nog na eenige dagen onthutst verklaard moet hebben, dat hij
nog nooit in zijn leven op zijn eigen kamer aldus was toegesproken! Toen
ik, een beetje verbaasd, De Bussy later aan dit geval herinnerde, zei hij een
voudig: „Verwondert u dit? het was niet prettig, maar ik moest het hem
toch immers zeggen?" Zóó was hij, geen lief, geen zoet man: ik
herinner mij, hoe hij in een zijner geschriften eens smalend gesproken
heeft van „de braafheid op haar houten beenen". Maar een man van
karakter was hij, een hoog karakter. En ook een diepzinnig denker, een
oorspronkelijke geest.
Maar deze rijkbegaafde man was ook een hartelijk vriend. Een hart
van goud had hijvan hen, wien hij eenmaal zijne vriendschap geschonken
had (ik heb het ervaren) kon hij veel, bijna alles verdragen.
Zonder ophef en zonder praal is hij begraven, eenvoudig en stil,
zooals hij geleefd had en zooals hij gewenscht had heen te gaan. Maar
zij, die hem gekend en gewaardeerd hebben, zullen hem niet vergeten.
S. MULLER Fz.
Historisch-diplomatische opmerkingen over oorkonden, uit te
geven in het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht.
2e stuk.
No. 9. (896.) Bisschop Eoilbert.
Bij de uitgaaf van de oorkonde van koning Zwentibold (no. 89)
hebben wij als waarschijnlijk aangenomen, dat bisschop Egilbert, in eere
hersteld door Mr. S. Muller Hz. (in de Verslagen en mededeelingen der
Kon. Acad. v. Wetensch., afd. Letierk. 5e R. I. p. 148), toch waarschijnlijk
eene doublure is van bisschop Adelbold.
De bisschop is waarschijnlijk als Egilbold in de lijst der Utrechtsche
bisschoppen opgenomen, juist op grond van de bovengenoemde oorkonde
van Zwentibold, waarin (waarschijnlijk in 896) Egilboldus episcopus ver.
meld wordt. De schijnbaar groote autoriteit van deze oorkonde verliest echter
zeer veel van hare bewijskracht, wanneer wij opmerken, dat deze slordige
kopie in het Liber donationum van den Dom, wanneer zij de vrijgelatene
Odburg vermeld heeft, haar eenige regels verder aanduidt als „memorata
27
Elburg". Even goed als de kopiist zich aldus onwedersprekelijk vergist in
den naam dezer vrouw, kan hij dus met bisschop Egilbold bedoeld hebben
diens voorganger Adelbold, hetgeen de bestaande moeilijkheid zou opheffen.
Het grootste bezwaar tegen de aanvaarding van Egilbold als bisschop
levert de gezaghebbende kroniek van Regino van Prüm, die op het jaar
899 verhaalt, dat in dat jaar bisschop Odilbold door bisschop Radbot is
opgevolgd. Zonder twijfel is dit een krachtig argument, al is het natuurlijk
mogelijk, dat Regino, die op een afstand leefde, het bestaan van bisschop
Egilbert, die slechts enkele maanden als bisschop gefungeerd kan hebben,
niet als Adelbold's opvolger gekend heeft.
Er is echter meer, dat tegen het bestaan van bisschop Egilbert pleit
de blijkbaar nagenoeg gelijktijdige Vita van Egilbert's opvolger St. Radbot
verhaalt, dat koning Arnulf (f 8 December 899) nog tot Radbot's benoe
ming heeft meegewerkt. Zeker is deze bisschop derhalve vóór December
899 gekozen, en bisschop Egilbert moet dus in ieder geval vóór dien
datum reeds overleden zijn.
Wanneer het aldus vaststaat, dat bisschop Adelbold (zooals Pijnacker
Hordijk aanneemt) gestorven is op 25 September 899, dan is er tusschen
hem en bisschop Radbot slechts eene tijdruimte van ruim eene maand voor
Egilbert's regeering beschikbaar. Dit schijnt afdoende en wij hebben
derhalve (met Oppermann, Untersuchungen. p. 219) aangenomen, dat bis
schop Eoilbert's bestaan berust op een schrijffout.
Uitgemaakt schijnt deze (niet zeer belangrijke) zaak ons evenwel toch
nog niet.
Oppermann neemt aan, dat de verschillende sterfdagen, die Beka voor
de bisschoppen Adelbold en Egilbert opgeeft (19 December en 25 Sep
tember) en die Mr. S. Muller Hz.'s restauratie van den laatste vooral
gedetermineerd hebben, integendeel vervalschingen van Beka zijn. Adelbold
zou overleden zijn op 25 Septemberterwijl de sterfdag van Eoilbert, die
juist zou samenvallen met dien van bisschop Folkmar, verzonnen zou zijn.
Nu maakt Oppermann l.c. inderdaad aannemelijk, dat Beka bij het dateeren
van het overlijden van verschillende oude Utrechtsche bisschoppen wat
wonderlijk te werk is gegaanwij nemen dit in het algemeen aan. Maar
wij meenen toch, dat het samenvallen van de sterfdagen der bisschoppen
Adelbold en Folkmar volstrekt niet bewijst, dat de eene sterfdag apokryph
zou moeten zijn.
Er is nog iets, dat ons aarzelen doet. De sterfdag van bisschop
Egilbert (daar Engelbert genoemd) wordt in het necrologium van het
kapittel van Oudmunster vermeld op 25 September; het staat dus vast,
dat in deze overoude Utrechtsche kerk op dien dag de memorie werd
gevierd van eenen bisschop Engelbert. Nu is het gemakkelijk te zeggen
dat het kapittel zich geregeld vergist heeft in zijne gebeden voor het