22
beschouwingen over de wenschelijkheid van aansluiting, als vereeniging
of als afdeeling, bij één der bestaande of in wording zijnde amb enaren-
vereenigingen. De voorzitter beval al wat te berde was gebracht, in
aandacht van het voorloopig bestuur aan, en sloot daarop de vergadering.
Afdeeling van Gemeente- en Waterschapsarchief -
ambtenaren.
Voorloopig Bestuur:
Mr. L. G. N. Bouricius.
Dr. J. C. Breen.
N. J. M. Dresch.
Mr. Dr. J. C. Overvoorde, Afdeelingsvertegenwoordiger uit het Bestuur
der Vereeniging.
Verslag van de eerste afdeelingsvergadering.
Mr. dr. Overvoorde opent de vergadering, gehouden in den ochtend,
die aan de jaarvergadering der vereeniging voorafging, als afgevaardigde
van het bestuur der Vereeniging; hij stelt voor de vaststelling der afdeeling*
statuten door een voorloopig bestuur te doen geschieden; van wege de
kosten verdient het aanbeveling dit bestuur uit drie, met te ver van elkander
afwonende personen te laten bestaan. Na eenige discussie worden b,j
hoofdelijke stemming benoemd dr. Breen als voorzitter, en de heeren resch
en Bouricius, welke laatste als secretaris-penningmeester optreedt.
Na afloop der vergadering had de sluitings-vergadering er
Vereeniging van g e m e e n t e - a r ch i v ar i sse n, die in de voorge
noemde afdeeling is opgegaan, plaats. De Voorzitter, mr. dr. Overvoorde
deelde daarin mede, dat met het oog op het orgaan der vereeniging in
de Vereeniging van archivarissen geen moeite gedaan was tot het werven
van leden of het innen van contributiën. Daar echter de door de veree
niging gemaakte kosten waarschijnlijk aan alle gemeentearchivarissen ten
goede zouden komen, zal het bestuur der Vereeniging van archivarissen
Tn Nederland voorstellen de schulden der Vereeniging van gemeente
archivarissen ten getale van f 33,75 door de Vereeniging van archivarissen
over te nemen.
Met het oog op de bemoeienissen met de staatscommissie voor
salariëering van gemeenteambtenaren, bij welke bemoeienissen de heer
van Gelder een initiatieve rol blijkt te hebben vervuld, werd besloten de
Vereeniging wel te ontbindeu, maar om moeilijkheden te voorkomen haar
voor het eventuëel hooren van genoemde staatscommissie in stand te houden.
Bij den rondvraag maakte de toehoorder dr. Unger eenige opmer
23
kingen over de in het rekest der vereeniging gemaakte regeling van de
personen, welke het archivariaat als bijbetrekking waarnemen in verband
mei de handelingen van zijn gemeentebestuur; bij de daaraan gewijde
discussie bleek het echter zeer moeilijk aan zijn bezwaar tegemoet te komen.
NIET-OFFICIEEL GEDEELTE.
IN MEMOR1AM.
IZAAK JAN LE COSQUINO DE BUSSY.
Nu ik mij voorbereid voor mijn vertrek uit onzen kring, nu iedere
dag mij noodig is om te bevorderen, dat ik niét onverzorgd en overhaast
mijn ambtswerk verlaten zal, nu meende ik van ons tijdschrift reeds afscheid
genomen te hebben. Maar toch, nu de redacteur mij verzoekt, een woord
van afscheid te schrijven aan De Bussy, dien ik het voorrecht heb gehad
mijn vriend te mogen noemen, nu kan ik niet weigeren een kort woord
te zeggen. Kort, niet alleen omdat mijn tijd zeer beperkt is, maar ook
omdat De Bussy vóór alles theoloog is geweest, omdat de enkele jaren
van zijn archivariaat, die hier alleen in aanmerking mogen komen, slechts
een incident zijn geweest in zijn lang en rijk leven.
Hij was een zeer bijzondere man, reeds als student. Als wij 's avonds
samen zaten op zijne bovenkamer in de Wolvenstraat, trof de eenvoudige,
zenuwachtige jonge man ons dikwijls door zijne eigenaardige meeningen,
verbaasde hij ons soms door opvattingen, waarover wij, jongelieden, wel
eens meenden de schouders te mogen ophalen, totdat plotseling zijne geniale
uitvallen blijk gaven, dat hij dieper, wellicht ook juister gezien had dan wij.
Als predikant gaf de jonge man, die zich weinig op den voorgrond
gesteld had, dadelijk meer dan de meesten van hem verwacht hadden
spoedig kwam hij terug in de hoofdstad. Zijn optreden daar was een
groot succes: hij bleek welsprekend. Ook de enkele boeken, die hij in
dien tijd gepubliceerd heeft, zijn Ethisch idealisme (1875) vooral,
werden ijverig gelezen en zeer gewaardeerd. Maar toch, hij zelf was
niet bevredigd; want hooge eischen stelde hij aan zijn werk. Een prak
tisch mensch is hij nooit geweest: hij dacht niet aan praktijk. En aller
minst was hij een vlug en handig werker. Het kon wel gebeuren, dat
hij de heele week al den tijd, dien zijne catechisatiën hem overlieten,
wijdde aan het pastorale werk in zijne gemeente, die hem zeer lief was.
En Zaterdags moest hij dan soms nog beginnen met zijne preekenzij
werden 's nachts gereed gemaakt en voldeden hem zeiven niet. Deze