14
alleen; eene doelmatige verordening op den gemeentelijken archiefdienst
is door den Minister warm aan de gemeentebesturen aanbevolen en in
vele gevallen reeds ingevoerd; mein Liebchen was willst du noch mehr?
Inderdaad ik meen, dat het zaak is thans te pauseeren en voor alles
de werking der nieuwe bepalingen af te wachtenwant het spreekt van
zelf, dat bij de toepassing allerlei leemten voor den dag te zullen komen,
waarin dan zal moeten worden voorzien. Veroorlooft mij op een paar
noodzakelijke aanvullingen te wijzen. In de eerste plaats herinner ik dan
aan den aandrang, uit de Tweede Kamer met name door den heer Van
Beresteyn op de Regeering geoefend, om de wenschelijkheid te betoogen,
dat voor verzendingen van archiefstukken door den eenen archiefbeheerder
aan den anderen vrijdom van port verleend wordt. Zonder dien vrijdom
toch komt het geheele instituut der uitleening uitsluitend hun ten goede,
die zich zonder bezwaar de betrekkelijk aanzienlijke verzendingskosten
kunnen getroosten. De Minister van Onderwijs zeide nadere overweging
toe en beloofde opnieuw met zijn ambtgenoot van Waterstaat overleg te
plegende eerste maal was deze onvermurwbaar geweest. Laat ons hopen,
dat dit tot een gunstig resultaat leidt.
Eene andere quaestie is deze. De algemeene maatregel, die de eischen
van benoembaarheid tot wetenschappelijk archiefambtenaar omschrijft, bevat
eene reeks overgangsbepalingen, waarbij aan verschillende der bij de vast
stelling van het Koninklijk besluit in functie zijnde archiefambtenaren het
radicaal van archiefambtenaar eerste klasse wordt toegekend, in hoofdzaak
aan hen, die doctor in de rechten of de letteren zijn. Het besluit voegt
daaraan toe, dat bij Koninklijk besluit andere doctoraten kunnen worden
aangewezen, die te dien opzichte met de in het besluit zelf genoemde zullen
worden gelijkgesteld, en inderdaad zijn sedert de graden van doctor in de
wijsbegeerte en letteren van de Catholieke universiteit te Leuven en van
doctor philosophiae theoreticae et litterarum humaniorum van de Vrije
universiteit te Amsterdam voor die overgangsbepaling met de doctoraten
in de rechten en de letteren gelijkgesteldzonder dat zouden onze mede
leden Doppler en Breen het radicaal van archiefambtenaar eerste klasse hebben
gemist. Intusschen is sedert al gebleken, dat dat laatste Koninklijk besluit
niet volledig is, en dat het doctoraat van onzen ambtgenoot Goossens
docteur en sciences morales et historiques van de universiteit te Leuven
vergeten is. Wellicht zijn er meer zulke verzuimen gepleegd; wie een
geval mocht weten, zal mij door de mededeeling er van verplichten.
Er is in de Archiefwet streng tegen gewaakt, dat, tenzij de Minister
bij uitzondering dispensatie verleent, niemand tot gemeentearchivaris wordt
aangesteld, die niet het radicaal van wetenschappelijk archiefambtenaar der
eerste of tweede klasse bezit. Men meende geheel beveiligd te zijn tegen
de bemoeiingen van ondeskundigen met de gemeentearchieven. Men heeft
15
echter buiten de vindingrijkheid van sommige gemeentebesturen gerekend.
Die hebben er nl. dit op gevonden, dat zij iemand zonder radicaal wel
niet tot gemeentearchivaris aanstellen, maar toch belasten met de regeling
van het gemeentearchief. Het is waar, de secretaris blijft dan verant
woordelijk, en de aangestelde kan het archief niet zelfstandig ordenen en
moet zich het toezicht van den provincialen inspecteur laten welgevallen
maar dat neemt toch niet weg, dat het wettelijke voorschrift ontdoken
wordt en de bedoeling van den wetgever miskend.
Maar de grootste moeilijkheid bij de toepassing der gegeven voor
schriften is voorgekomen op de archiefschool. De school is oorspronkelijk
als opleidingsschool voor archiefambtenaren eerste klasse gedacht; alleen
in de vakken, waarin de candidaat-ambtenaren eerste klasse examen hebben
te doen, moet op de school onderwijs gegeven worden. Toen echter
de school in werking trad, bleek juist de aandrang van niet-gestudeerden,
die archiefambtenaar tweede klasse wilden worden, bijzonder groot, veel
grooter, dan die van gestudeerden was. Dit heeft nu het onderwijs eene
zekere tweeslachtigheid gegeven, welke intusschen de leeraren, zoo de
Regeering wil medewerken, bij den volgenden cursus hopen te vermijden.
Veel ernstiger is de omstandigheid, dat de belangstelling van de gestu
deerden voor de archiefschool en de archiefloopbaan niet groot gebleken
is. Dat is een ernstig gevaar. Vele gemeenten, die thans een archief
ambtenaar tweede klasse tot archivaris hebben, zullen bij eene vacature
volgens het wettelijk voorschrift tot de benoeming van een ambtenaar
eerste klasse dienen over te gaan. Dringender nog is de nood bij het
Rijksarchiefwezen. De wetenschappelijke archiefambtenaren eerste klasse,
die in alle Rijksarchiefdepots, behalve dat in Drente, den archivaris ter
zijde behooren te staan, ontbreken reeds thans hier en daar, en het tekort
aan wetenschappelijke ambtenaren zal nog grooter worden, nu de minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bepaald heeft, dat alle onder
zijn departement ressorteerende ambtenaren dus ook de Rijksarchi
varissen in den regel met den 65-jarigen leeftijd den dienst moeten
verlaten. Men moge over het stellen van zulk eene leeftijdsgrens denken,
zooals men wil, in elk geval komt dit voorschrift, wat het archiefpersoneel
betreft, hoogst ongelegen. Wordt het streng toegepast, dan zal het getal
vacatures bij het archiefwezen onrustbarend stijgen, zonder'dat de archief
school voldoende personeel zal afleveren om eenigermate in dit tekort te
voorzien. Hier dreigt inderdaad eene ernstige ontreddering van dezen
tak van dienst. M. i. is er maar één middel om dit bezwaar te onder
vangen. De archiefloopbaan moet meer aantrekkelijk gemaakt worden,
d. w. z. de bezoldigingen moeten verhoogd en de kans op promotie
verbeterd worden. Eerst dan is men zeker, dat zij, die werkelijk de