18
Artikel 3.
De overbrenging der in artikel 1 genoemde boeken en papieren
geschiedt op de wijze en op het tijdstip, tusschen burgemeester en wet
houders der gemeente, in wier archiefbewaarplaats zij berusten, en den
Rijksarchivaris van de Rijksarchiefbewaarplaats, waarheen zij worden over
gebracht, in gemeen overleg te bepalen, met dien verstande, dat de over
brenging moet plaats hebben binnen tien jaren na het in werking treden
van dit besluit. Indien geen voldoende ruimte beschikbaar is, zal door de
zorgen van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
hierin zoo spoedig mogelijk worden voorzien. In dat geval zal zoo noodig
de termijn door Ons met ten hoogste twee jaren worden verlengd.
Indien het overleg tusschen het gemeentebestuur en den Rijksarchivaris
niet tot eenstemmigheid leidt, beslist de Algemeene Rijksarchivaris.
Artikel 4.
Van de in artikel 1 genoemde boeken en papieren, die van eene
gemeentelijke archiefbewaarplaats naar eene Rijksarchiefbewaarplaats worden
overgebracht, wordt door den Rijksarchivaris van die Rijksarchiefbewaar
plaats een inventaris in duplo opgemaakt, die van eene verklaring aan
gaande die overbrenging wordt voorzien. Beide exemplaren worden door
het gemeentebestuur, dat die boeken en papieren heeft afgegeven, en den
Rijksarchivaris onderteekend. Eén exemplaar wordt in de gemeentelijke
archiefbewaarplaats, het ander in de Rijksarchiefbewaarplaats bewaard.
Artikel 5.
De kosten van overbrenging uit de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen
naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen worden uit de ten behoeve van die
Rijksarchiefbewaarplaatsen op de Staatsbegrooting uitgetrokken gelden geleden.
Artikel 6.
Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is gemach
tigd om aan de Rijksarchivarissen op te dragen aan gemeenten, die een
eigen archivaris en doelmatige archieflokalen hebben, van de overeenkomstig
artikel 1 naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen overgebrachte boeken en
papieren de zoodanige, welke die gemeente betreffen, tot wederopzeggens
in bewaring te geven, onder voorwaarde, dat het betrokken gemeente
bestuur zich verbinde
a. de genoemde boeken en papieren zoo spoedig mogelijk, en in elk
geval binnen den tijd van vijf jaren, te doen inventariseeren naar een door
Onzen voornoemden Minister goed te keuren plan
b. in een reglement voor de gemeentelijke archiefbewaarplaats en eene
19
instructie voor den gemeentearchivaris op die boeken en papieren toepas
selijk te verklaren de voor de Rijksarchiefbewaarplaatsen geldende of nader
vast te stellen bepalingen omtrent de toegankelijkheid en het gebruik van
archieven
c. te allen tijde aan Onzen voornoemden Minister, den Algemeenen
Rijksarchivaris en de Rijksarchivarissen in de provinciën desverlangd eenige
der genoemde boeken en papieren tijdelijk af te staan of kosteloos de ten
behoeve van het Rijk verlangde afschriften te verstrekken
d. aan den Algemeenen Rijksarchivaris en aan den Rijksarchivaris in
de provincie, waartoe de gemeente behoort, steeds toegang tot de bewaar
plaats van die boeken en papieren te verleenen
e. terstond mededeeling te doen aan Onzen voornoemden Minister
van iedere vaststelling, wijziging of intrekking van een reglement voor de
gemeentelijke archiefbewaarplaats of van eene instructie voor den gemeente
archivaris en van iedere benoeming, schorsing, ontslag of overlijden van
een ambtenaar, behoorende tot het personeel van de gemeentelijke archief
bewaarplaats.
Onze Ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van
Justitie zijn, ieder voor zooveel hem betreft, belast met de uitvoering van
dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan
afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State en de Algemeene
Rekenkamer.
's-Gravenhage, den 20sten Juni 1919. WILHELMINA.
De Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen,
J. Th. de Visser.
De Minister van Justitie,
Heemskerk.
Uitgegeven den twee-en-twintigsten Juli 1919.
De Minister van Justitie,
Heemskerk.
Koninklijk besluit van 28 Augustus 1919 {Staatsblad no.
546), tot regeling van de overbrenging naar de Rijks
archiefbewaarplaatsen van de notarieele archieven, dag-
teekenende van na de invoering der Fransche wetgeving
en van vóór 16 October 1842.
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.