168 van dit voorschrift tot haar recht komen, dan dienen examens te worden ingesteld en moet er gelegenheid komen tot opleiding daarvoor. Voor de hand liggend is het, die opleiding aan het Algemeen Rijks archief te 's-Gravenhage, het centrum van het Rijksarchiefwezen, te ver binden door de leiding in handen te leggen van den Algemeenen Rijks archivaris, wordt ook te dezer zake eenheid in het archiefwezen bevorderd bovendien is aan het Algemeen Rijksarchief overvloed van allerlei studie materiaal aanwezig, en eindelijk wordt, wanneer de lessen voornamelijk in de avonduren worden gegeven (hetgeen in de bedoeling ligt), aan de candidaten overdag de gelegenheid geboden, zich ten archieve als volontair practisch te bekwamen. Het instituut zal, althans voorloopig, een tijdelijk karakter dragen; afgewacht kan worden, of het voldoet. Voor salarieering van de docenten, voor reis en verblijfkosten van degenen onder hen, die elders woonachtig zijn, en voor verdere onkosten wordt een bedrag van f 7500 per jaar geraamd. Aangenomen, dat de eerste cursus met 1 September 1919 zal aanvangen, wordt voor 1919 thans f 2500 uitgetrokken. De lokalen van het voorgebouw van het Algemeen Rijksarchief dienen dan van kunstlicht te worden voorzien. Geschiedt dit, dan zal daardoor tevens de gelegenheid ontstaan, het archief ook des avonds voor het publiek toegankelijk te stellen, evenals dit met de Koninklijke Bibliotheek het geval is. De behoefte daaraan heeft zich reeds lang doen gevoelen. De kosten van een electrische verlichtingsinstallatie worden, naar de thans geldende prijzen, geraamd op f 19.950, welk bedrag thans eveneens wordt uitgetrokken. Verwacht mag intusschen worden, dat binnenkort de materiaal- prijzen zullen dalen, zoodat bij uitvoering wellicht met belangrijk minder zal kunnen worden volstaan. In totaal wordt thans derhalve 22.450 meer uitgetrokken. Artt. 203 en 205. Nadere verhooging van de artikelen. De oorkonden van het Sticht Utrecht wachten nog steeds op bewerking en publicatie; de Rijksarchivaris in Utrecht gaf zich steeds veel moeite voor dezen arbeid, en mede door zijn toedoen verschenen dan ook van het gedeelte der oorkonden tot het jaar 1301 reeds regestenlijsten in druk; maar een oorkondenboek, zooals voor verschillende andere Nederlandsche gewesten bestaat, bleef tot nu toe voor het Sticht Utrecht achterwege. De arbeid is voor de tegenwoordige bezetting van het Utrechtsche archief te omvangrijk. Kostbaar studiemateriaal is daardoor moeilijk te raadplegen. Het blijkt thans mogelijk, deze taak ter hand te doen nemen. Een jeugdig geleerde, die geacht kan worden voor het werk de noodige geschiktheid te bezitten, is bereid, zich daarmede te belasten, mits hem een vaste positie 169 wordt verzekerd. De vermoedelijke duur van het werk (met het gedeelte tot 1301 alleen zullen naar schatting tien jaren gemoeid zijn) doet deze voorwaarde begrijpelijk en billijk zijn. In overleg met het gemeentebestuur van Utrecht, dat bereid is tot de uitgave mede te werken, wordt de vol gende oplossing voorgesteldde bezoeker ontvangt eene aanstelling als adjunct-commies bij het Rijksarchief te Utrecht op een wedde van ƒ1830, overeenkomende met vier dienstjaren, en wordt tevens ambtenaar bij het gemeente-archief op een salaris van f 1500. Ten einde de aanstelling met 1 Januari 1919 te kunnen doen ingaan, wordt eerstgenoemd bedrag thans uitgetrokken en wel gesplitst in twee gedeelten, het minimum voor den rang van adjunct-commies ad 1440 bij art. 203 en het resteerende ad f 390 bij art. 205. Bij de mondelinge behandeling der begrooting van het Departement van Onderwijs enz. bepleitte bij art. 199 de heer Van Beresteyn de ge legenheid voor het publiek om des Zaterdagmiddags van het Rijksarchief te 's-Gravenhage gebruik te maken. De minister deelde mede, dat hiertoe eene regeling getroffen is. Bij art. 210 (Commissie voor 's Rijks geschied kundige publicatiën) betoogde de heer Van Beresteyn, dat in de uitgaven der commissie de staatkundige geschiedenis de overwegende plaats inneemt, en er niet genoeg aan de economische geschiedenis aandacht is gewijd. De minister antwoordde, dat door de benoeming van een onderdirecteur, economisch specialiteit, aan dit detail meer aandacht geschonken zal worden. De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft goed gevonden te bepalen, dat de Rijksarchieven in de provinciën voor het publiek toegankelijk zullen zijn: van 1 November tot en met 31 Maart op ade werkdagen, behalve des Zaterdags, van des voormiddags 9^ tot des namiddags 4 uur, en des Zaterdags van des voormiddags 9 '/i tot des middags 12 uur; van 1 April tot en met 31 October op alle werkdagen, behalve des Zaterdags, van des voormiddags 9'/j tot des namiddags 4 '/a uur, en des Zaterdags van des voormiddags 91/2 tot des middags 12 uur. Voor het Algemeen rijksarchief zal eene regeling getroffen worden, dat het archief ook des Zaterdags tot 4 uur open blijft, terwijl de ambtenaren wel allen een vrijen middag zullen hebben, maar niet allen op denzelfden werkdag. Bij Kon. besluit is eene staatscommissie ingesteld voor de bezoldi gingen van burgemeesters en gemeenteambtenaren en werklieden. De samenstelling wijst er op, dat men getracht heeft daarbij verschillende groepen te vertegenwoordigen, en het verwondert daarom te meer, dat men daarbij vergeten heeft, om ook aan de wetenschappelijke ambtenaren, zooals archivarissen, te denken.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1918 | | pagina 4