162
en andere brieven, „t corpus deeser stadt Steenwijck conciernierende". Een
zeer bruikbare Index besluit het geheel.
Bij de verschillende rubrieken zijn meer of minder uitvoerige toelich
tingen gevoegd, „met de bedoeling de geschiedenis van het ontstaan der
stukken naar voren te brengen". De heer Berends verontschuldigt zich,
dat hij daarbij gedeeltelijk op het terrein van den historicus is gekomen.
Doch in plaats van op absolutie aan te dringen, mag hij m.i. aanspraak
maken op groote dankbaarheid van den kant der gebruikers van zijn
inventaris. De historische toelichtingen zijn volkomen op hare plaats en
bevorderen het recht verstand van de gecatalogiseerde registers. Deze
beknopte aanteekeningen staan daar zoo eenvoudig eri zonder vertoon;
doch ieder deskundige weet, hoeveel moeite de bewerker zich heeft moeten
getroosten voor hare samenstelling. Daarvoor worde hem hier van heeler
harte hulde gebrachthij heeft ingezien, dat de begrippen archivaris en
historicus geene tegenstelling mogen vormen, en hij heeft bewezen, dat
een goed archivaris ook een goed historicus is. Wij mogen zoowel het
stedelijk bestuur als den heer Berends met deze geslaagde beschrijving
van het oud-archief van Steenwijk gelukwenschen, ten volle instemmend
met de betuiging van den Algemeenen Rijksarchivaris in zijn verslag:
„De bewerker heeft voor den veelomvattenden arbeid, door hem aan de
archiefbeschrijving ten koste gelegd, aanspraak op groote waardeering".
JOH. C. BREEN.
Literatuurkroniek.
A brief guide to the various classes of documents in
the Cape archives for the period 1 652—1 806, by C. Graham
Botha, in charge of Cape archives. Cape Town. Cape Times Limited. 1918.
Zooals de titel aanduidt, is dit boekje bestemd om te dienen als een
summiere wegwijzer in het Kaapsche archief vanaf de stichting der kolonie
tot het jaar 1806, toen de Bataafsche Republiek haar bezittingen in Zuid-
Afrika verloor. Sedert het tot stand komen van de Unie van Zuid-Afrika
in 1910 heeft zich een groote belangstelling in de oudere geschiedenis
der vereenigde gebieden ontwikkeld, en het hier beschreven archief geeft de
beste gelegenheid om die belangstelling te bevredigen. De inleiding behandelt
den algemeenen inhoud en de geschiedenis van het archief der Kaapkolonie
sedert 1811. Eerst in 1879 werden de papieren aan de bijzondere hoede
van een regeeringsambtenaar toevertrouwd, nl. den bekenden G. Mc. Call
Theal, die reeds in 1881 werd opgevolgd door H. C. V. Leibbrandt.
Deze nam in 1908 zijn ontslag en nu kwam en bleef het archief onder
het bestuur van een college van zes heeren, totdat in 1912 opnieuw een
archivaris, de samensteller van den inventaris, werd aangesteld.
163
De inventaris zelf is in de volgende afdeelingen gesplitst1. Raad
van bestuur, 1652—1795; II. Hof van justitie, 1656 1806; III. Wees
kamer, 1673—1806; IV. Bestuursdepartementen tijdens de eerste bezetting
door de Engelschen, 1795 1803; V. Bestuursdepartementen tijdens de
Bataafsche Republiek, 1803—1806. De afdeelingen zijn uitvoerig toege
licht en ieder afzonderlijk genummerd. Een zevental bijlagen en een index
besluiten het werk, dat met verscheiden goedgeslaagde photo's van docu
menten versierd is. Onder de beschreven stukken is veel belangrijks en
de samensteller overdrijft gewis niet, wanneer hij zegt, dat het archief de
gelegenheid biedt om de maatschappelijke, economische, religieuze en staat
kundige toestanden der kolonie te leeren kennen. Aanvankelijk hadden
Gouverneur en Raad de trias politica in handen doch in 1656 werd een
Hof van justitie voor civiele en critnineele zaken ingesteld, waarin sedert
1657 ook de burgerij vertegenwoordigd was, terwijl het overige personeel
uit den Commandeur en leden van den Raad van bestuur bestond.
De Weeskamer werd in 1673 opgericht. Twee leden werden ge.
kozen uit de leden van het Hof van justitie en twee uit de Burgerraden.
De voornaamste functies van dit lichaam bestonden in het beheeren der
goederen van personen, die zonder testament na te laten overleden in de
kolonie of tijdens de reis, met achterlating van onmondige of afwezige erf
genamen, het registreeren van testamenten van overledenen, het
beheeren van goederen, toekomend aan onmondigen, het ontvangen en
afgeven van erfporfies, het aanhouden van een register van in de
kolonie overledenen, het registreeren van de besluiten en overeen
komsten van de Kamer.
Na de bezetting door de Engelschen in 1795 bleven de oude bestuurs
vormen bewaardmaar naast de bestaande autoriteiten werden vele andere
aangesteld, o.a. een Gouvernementssecretaris, verschillende belastingbe
ambten, een Postmeester-generaal, verscheiden ontvangers en benijdens
waardige functie! een Opperproever en onderzoeker van de wijnen.
Deze had volmacht om den wijn te gaan proeven in eiken kelder, winkel,
herberg of andere plaats, waar hij verkocht werd, hetzij in het groot of
in het klein. Overeenkomstig het vredesverdrag van Amiens namen de
Hollanders in 1803 de kolonie weer van de Engelschen over. Mr. J. A.
de Mist oefende als Gouverneur met een Raad van vier leden de wet
gevende en uitvoerende macht uit, doch reeds in 1806 namen de Britten
opnieuw bezit van de Kaap.
De beschrijvingen zijn kort en duidelijk en het is zeer gemakkelijk
om den weg te vinden in dezen aantrekkelijken inventaris.
Bij dragen voor Vaderlandsche geschiedenis en oud
heidkunde, verzameld en uitgegeven door Dr. P. J. Blok en
Dr. N. Japikse, 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1918.