144
maar ook volgens de Bollandisten met het streven van Robert den Vries,
die dat gebied, hetwelk hem door den graaf van Holland werd betwist,
liever onder den bisschop van Thérouanne zag geplaatst. Tot eene
afscheiding van het bisdom Utrecht is het evenwel in die dagen niet
gekomen. Vermoedelijk heeft daartoe ook de gezindheid van bisschop
Johannes bijgedragen. Deze was niet erg op die gezagsuitbreiding gesteld,
want hij weigerde, zegt zijn levensbeschrijver, voor zoover de gehoor
zaamheid het hem toeliet, van zijne bevoegdheid gebruik te maken, zette
daarom geen voet op die eilanden en bezocht de bisdommen ternauwer
nood een enkelen keer: „Hinc est, quod insulas illas nunquam
adiit, ecclesias autem vix semel visitavit".
Behalve het optreden tegen de kanunniken van Sint Pieter, dat in
den brief van het domkapittel nog vermeld wordt, schijnt niets meer van
Everwacherus bekend te zijn. Was hij een Utrechtsche geestelijke? Opval
lend is het, dat in een charter, dat bisschop Burchard in 1108 ten gunste
der Sint Salvatorskerk uitvaardigt J), een kanunnik Everwacrus onder de
getuigen voorkomt!
Dr. W. GOOSSENS.
De Gemeente-archieven in 1917.
Het overzicht is ook ditmaal weer geheel op dezelfde wijze bewerkt
als de vorige jaren. Tal van gedrukte archief- en gemeenteverslagen zijn
er voor gebruikt. Dit jaar was het noodig een bijzonder groot aantal
archivarissen en gemeentesecretarissen met een verzoek om inlichtingen
lastig te vallen. Met dankbaarheid zij erkend, dat hierop door nagenoeg
allen met groote welwillendheid is geantwoord.
In verband vooral met den in het begin van 1917 hier te lande
ontstanen kolennood, die in vele verslagen wordt genoemd, scheen het
gewenscht de verschillende crisisinvloeden overzichtelijk samen te vatten.
Dit gaf het aanzijn, na de zes gebruikelijke afdeelingen, aan een zevende
betreffende den invloed der buitengewone tijdsomstandigheden. Men zal er
uit zien, dat, hoeveel last de kolennood ook heeft gegeven, slechts zeer
enkele gemeente-archieven, en dan nog slechts gedurende niet langen tijd,
hun deuren voor het publiek behoefden te sluiten. Deze zevende afdeeling,
die in het overzicht over 1918 ook niet zal kunnen ontbreken, zal, naar
valt te hopen, bij het samenstellen van het overzicht over 1919 haar reden
van bestaan hebben verloren.
Zie Acta sanctorum VI Junii, deel 1, biz. 846, noot 6.
2) Zie S. Muller Fz., Het oudste cartularium van het sticht Utrecht,
blz. 210 211.
145
Personeel.
Alkmaar. Het verslag is blijkens een voorafgaande mededeeling
van de tegenwoordige archivaris gesteld door den oud-archivaris, den
heer C. W. Bruinvis, die op zijn verzoek op 25 April op de meest
eervolle wijze ontslag had verkregen.
Tot zijn opvolgster werd op 8 Juni benoemd mejuffrouw C. E.
C. Bruining, adjunct-archivaris. In hare plaats werd benoemd de heer
H. Makkink, Evang.-Luthersch predikant te Alkmaar.
De jaarwedde van de archivaris werd vastgesteld op 1200 met
3 driejaarlijksche verhoogingen van ƒ125; van den adjunct op 500
met 3 driejaarlijksche verhoogingen van 50.
Amsterdam. Van het personeel verkregen twee ambtenaren
en twee beambten, tot nu tijdelijk werkzaam, een vaste aanstelling.
Ter voorziening in een vacature, het vorige jaar ontstaan, werd een
klerk aan het nieuw-archief benoemd; aan die afdeeling werd mede
een beambte aangesteld.
Delft. Het personeel deed goed zijn best.
Dordrecht. Aan den klerk C. P. de Bruijn werd met ingang
van 1 Februari eervol ontslag verleend en in zijn plaats werd benoemd
C. J. Lips te Zwijndrecht.
Gouda. Het salaris van den archivaris werd verhoogd meteen
persoonlijke toelage van ƒ200 per jaar.
Haarlem. Sedert 11 Juni 1917 is de heer B. W. Stubbe als
voorloopig bediende werkzaam.
Op 31 October 1917 verhoogde de raad de jaarwedde van den
archivaris met ingang van 1 Januari 1918 met 400, dus tot 1400.
Jonkvr. J. H. van Spengler was ook dit jaar weer geregeld op
het archief werkzaam.
Kampen. Als opvolgster van Mr. J. Nanninga Uiterdijk werd
met ingang van 1 September tijdelijk, met ingang van 1 December
vast, benoemd tot archivaris mejuffrouw C. J. Wekker.
Leiden. De klerk C. P. H. Staats ontving met ingang van
1 April een definitieve aantstellingoverigens had in de samenstelling
van het aan het archief verbonden personeel geen wijziging plaats.
Rotterdam. Bij besluit van B. en W. van 31 Augustus 1917
werd de adjunct-archivaris mej. dr. H. C. H. Moquette met ingang
van 1 September bevorderd tot hoofdcommies.
De commies D. van der Ent Braat, sinds Augustus 1914 op een
andere afdeeling der secretarie werkzaam, maar in naam nog steeds
tot den archiefdienst behoorend, vroeg en verkreeg wegens een ern
stige ziekte met ingang van 1 October eervol ontslag. Zijn plaats
is nog niet vervuld.