s 138 8. Bei offenem Missbrauch und bei ausgesprochenen Verstössen gegen diese Benutzungsordnung kann die Leitung des Archivs die Benutzungs- bewilligung für eine bestimmte Zeit zurückziehen. Gegen eine solche Ver- fügung steht dem Betroffenen die Berufung an das Staatsamt des Aussern frei. Diese Benutzungsordnung tritt mit dem 1 Dezember 1918 in Kraft. Wien, am 18 November 1918. Der Bevollmachtigte des deutsch- österreichischen Staatsrates Dr. L. M. Hartmann m. p. Uitleenen van doop-, trouw- en begraafboeken door gemeentebesturen. Hoe verschillend gemeentebesturen handelen wat betreft het uitleenen van deze kerkelijke registers, moge blijken uit het volgende. Een inwoner van Rotterdam had voor genealogische onder zoekingen aangevraagd, ter deponeering ten gemeente-archieve, de doop- en trouwregisters van twee plattelandsgemeenten. Als antwoord kreeg hij van de eene gemeente de aangevraagde registers thuis gestuurd, terwijl de burgemeester-secretaris van de andere hem tot bescheid gaf, dat aan zijn verzoek niet kon worden voldaan, omdat de boeken de secretarie niet mochten verlaten, doch dat de aanvrager er daar dagelijks inzage van kon nemen. E. W. Archief en archivaris. Het woord archief schijnt in het nederlandsch gestelde stukken niet ouder te zijn dan omstreeks het derde kwartaal der achttiende eeuw. Archief is natuurlijk afgeleid van archivum, dat bij Ducange voorkomtlocus ubi asserventur chartae publicaeetymo logen, o.a. de schrijver in de jongste editie van de Encyclopaedia brittan- nica (II, 444), meenen, dat dit komt van het grieksche o.qxëïov „an official building". De geleidelijke overgang van beteekenis uit het grieksch naar het middeleeuwsch latijn is klaar en logisch. Vóór circa 1750 had onze administratie geen eigen nederlandsch woord voor de verzameling harer bescheiden. Zij sprak b.v. van „boecken ende registers" als te 's Gravenhage in 1635 en „prothocollen, reeckeningen en andere bescheiden" als te Oudshoorn in 1651. Zelfs toen Jan Wagenaar in Juni 1758 verlof verkreeg om documenten te raadplegen, werd hem vergund onderzoek te doen „ter secretarie, ter charterkamers en elders", niet in archieven. Zoo kennen noch onze oudere encyclopaediën als Hoogstraten en Chaufepi6, noch vroegere lexica het woord. Het blijkt 139 b.v. uit de wijze, waarop in woordenboeken het woord archivum vertaald is. Het Dictionariam van Servilius, in 1546 te Antwerpen verschenen schrijft: „Een serine, oft een earner daer de brieven oft boecken eens princen oft eender stadt bewaert werdden" de Nomenclator van Hadri- anus Junius ik gebruik de editie van 1602 verklaart: „De staetcamer oft kiste daer de privilegiën ende ander originalen inne ligghen"het Dictionariam tetraglotton van Martinez zegt (ed 1729), dat archivum is „de plaetse daer d'oude handvesten in berusten", geen dus die het woord archief kent. De eerste maal, dat ik het woord in nederlandschen zin heb kunnen vinden is in de vertaling die Verwer in 1751 bij Enschedé te Haarlem in het licht gaf van Chesterfield's The economy of human life (1750). In het voorwerk van de Huishouding des menschelyken levens herdrukken noemen het boek de Verlichte Bramin maakte hij (p. XIV) gewag van oude boeken, die verborgen zouden zijn geweest in de archieven van zekeren Chineeschen tempel. De chronologisch jongere plaats, die hier on middellijk op volgt, is eveneens in een haarlemschen Enschedé-druk en komt voor in de opdracht van de Stad Haarlem, en haare geschiedenissen van mr. G. W. yan Oosten de Bruyn, in 1765 bij Enschedé en Bosch verschenen. Van „de vrye en onbepaalde toegang, aan my verleend, tot d'Archiven en Registers deezer stede" maakte hij met erkentelijkheid ge bruik. Een en twintig jaar later wordt van archieven een verklaring gegeven, die ten naaste bij juist is, door De Chalmot, boekverkooper te Kampen, in het vervolg op Chomel's Woordenboek (1786). Daaruit mag echter niet geconcludeerd worden, dat zoowel het woord als zijn beteekenis bekend waren. Meyer's Woordenschat had het woord in den vierden druk (1663) onder de basterdwoorden opgenomen en ge zegd, dat archieven waren handvesten of staatsschriften. Of inderdaad die verklaring, welke in de volgende drukken tot 1805 toe gehandhaafd bleef, voor dien tijd de juiste was, kan ik bij ontstentenis van bewijsplaatsen niet nagaan dit echter staat vast, dat die verklaring voor het einde der achttiende en het begin der negentiende eeuw stellig onjuist was. Aan wetenschappelijk-historisch beheer onzer archivalia wel te onderscheiden van stofschoon houden der registers of het gebruiken door historici liet men zich voor 1800 niet veel gelegen liggen. Ons archief wezen vangt eigenlijk eerst aan met Van Wijn en met hem ook de titel aan het door hem bekleedde ambt verbonden. Vijf Juli 1802 werd hij aangesteld tot archivarius der bataafsche Republiek en archivariussen waren onze oudste archivarissen. Dat woord archivaris is een schepping van Bakhuizen van den Brink. „Ik ben hollandsch van top tot teen" schreef hij eens en zoo was hij het die, bericht een aanteekening in het groote Woordenboek, aan de Regeering voorstelde, toen hij aan het hoofd van

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1918 | | pagina 33