128 Lennep en Ter Gouw hun Uithangteekens, waarbij zij veel tekst en prenten aan v. S. ontleenden. 2. The story of the London Parks. London, 1869. 3. The book of Clerical Anecdotes. London, 1869. B. uit de tussch enperiode 4. Bijdragen tot eene geschiedenis der Bataven. Leiden, 1875. 5. Epigraphie der Bataafsche krijgslieden in de Romeinsche legers. Leiden, 1881. C. uit zijn tweede verblijf te Londen (weder onder den zelfden schuilnaam): 6. Forensic Anecdotes. London, 1882. 7. Theatrical Anecdotes. London, 1882. N.B. AI deze werken zijn meermalen herdrukt. 8. Verder schreef hij tal van artikelen over Oud-Londen enz. in Once a week en All the year round, tijdschriften onder redactie van Charles Dickens. D. uit zijn Nijmeegsche periode: 9. Reglement voor de Apostolische school te Nijmegen. Nijmegen, 1894. N.B. Naar het unieke exemplaar in de bibliotheek van het British Museum. 10. Oud-Nijmegen's Straten, markten, pleinen, open ruimten en wandelplaatsen. Nijmegen, 1896. 11. Penschetsen uit Nijmegen's verleden. Nijmegen, 1898. N.B. Een verzameling hoofdzakelijk van dagbladartikelen. 12. De St. Stephens-kerk te Nijmegen. Nijmegen, 1900. 13. Tweede vervolg op de Kroniek van Nijmegen, tot en met den jare 1900. Nijmegen 1901. 14. Penschetsen uit Nijmegen's verleden. Tweede bundel. Nijmegen, 1901. 15. Penschetsen uit Nijmegen's verleden. Derde bundel. Nijmegen, 1904. 16. Repertorium Noviomagense. Nijmegen, 1906. N.B. Bibliografie van Nijmegen. 17. Journaal van Mr. Justinus de Bever. 1743—1764. Arnhem, 1906. N.B. Uitgegeven door Gelre. 18. Ontmanteling en uitleg der stad Nijmegen. (April 1874 tot Juli 1907). Nijmegen, 1908. N.B. In samenwerking met J. J. Weve. Hoofdzakelijk ontleend aan aanteekeningen van wijlen den wethouder Joh. H. Graadt van Rogoen. 19. Het stadhuis van Nijmegen. Nijmegen, 1908. 129 20. Oud-Nijmegen's Kerken, kloosters, gasthuizen, stichtingen en openbare gebouwen. Nijmegen, 1909. 21. Stadsrekenboeken van Nijmegen, 1382 1543. Deel I111. Nijmegen, 1910— '12. N.B. In samenwerking met J. C. J. Kleyntjens S. J. De eerste drie deelen zijn bewerkt door v. S. 22. Vele, soms zeer omvangrijke, studies in de Bijdragen en Mededeelingen van Gelre, Oud-Holland enz. en tallooze opstellen in de Prov. Geld. en Nijmeegsche Courant. Bedenkt men, dat dit alles van het begin tot het einde eigen arbeid is geweest, zonder eenige hulp van anderen, en zonder dat hij voor bereidenden arbeid van ambtsvoorgangers te zijner beschikking vond, dan zal men erkennen, dat hij hard heeft gewerkt. Volkomen verdiend was dan ook èn de persoonlijke toelage èn de Nassau-orde. Ja, meer dan verdiend JOOSTING. Historici en Archivarissen. De heer Muller noemt op blz. 47 van dit tijdschrift de vraag, in hoeverre een archivaris tevens historicus mag en moet zijn, bijzonder belangrijk. Daarom veroorloof ik mij hetgeen ik daarover (blz. 46) heb gezegd, nog iets duidelijker te maken, dan ik blijkbaar heb gedaan. Als b.v. de heer Heeringa (blz. 60) betoogt, dat men een goed historicus moet zijn om een goed archiefbeschrijver te worden, dan ben ik dat geheel met hem eens, omdat de heer Heeringa hier het woord „historicus" bezigt in den zin van geschiedkundige. Door mij wordt immers niet betwist, dat men om een goed archivaris te kunnen zijn neiging tot histo rische studie moet hebben hoe zal men anders een vak kiezen, waarbij men voortdurend met historische documenten in aanraking komt? en eene niet onbelangrijke dosis historische kennis behoort te bezitten. Maar het verwerven van die historische kennis behoort voor den archivaris niet doel te zijn, maar middel, het middel nl. om zijne taak als archivaris behoorlijk te vervullen, d.w.z. om door het bewerken van inventarissen en regestenlijsten en het geven van inlichtingen de hem toevertrouwde archieven voor het publiek toegankelijk te maken. Maar „historicus" wordt ook in een anderen zin gebezigd, nl. in dien van geschiedschrijverin die beteekenis heb ik het woord de vorige maal gebezigd en gebruik ik het ook verder. En nu is het m.i. heelemaal niet noodig, dat een archivaris ook in dien zin historicus is. In vroeger tijd waren er inderdaad archivarissen, die de door hen beheerde archieven in

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1918 | | pagina 28