124
nemend, blozend gezicht, met forsche knevels, gaf terstond èn zijne intel
ligentie èn zijn eenvoudig, maar daardoor zoo buitengewoon sympathiek,
karakter te kennen. Een vertrouwenwekkende oogopslag, waaruit de wel
willendheid tegenblonk. Een type van fijne beschaving, ook in zijn spreken
en zijn doen.
Hij was op 14 October 1827 te Nijmegen geboren uit het huwelijk
van Dirk Hendrik Jan van Schevichaven en Henriette Jacqueline van
Noort, die na het overlijden van haar man hertrouwde met den kapitein
der artillerie P. C. G. Guyot, een zoon van den bekenden Waalschen
predikant te Groningen H. D. Guyot (stichter van het Doofstommen-
instituut). Uit dit tweede huwelijk werd een dochter geboren, J. H. P.
Guyot, die bijna het geheele leven met haar broeder heeft doorgebracht,
zoodat een bizonder hartelijke verhouding hen verbond.
Èn zijn vader èn zijn stiefvader koesterden groote belangstelling voor
de geschiedenis, en in 't bijzonder voor die van Nijmegen. Had zijn
vader zich verdienstelijk gemaakt door de vorming van een klein museum
van Romeinsche oudheden 2), dat later door Guyot werd uitgebreid en
aan de stad ten geschenke gegeven, Guyot zelf zag menig artikel over
Nijmegen opgenomen in Nijhoff's Bijdragen en den Gelderschen Volks
almanak. Bovendien tracht Guyot menig uur door op 't archief voor het
maken van aanteekeningen voor een kerkelijke geschiedenis van Nijmegen,
welke echter niet is gereed gekomen. Maar in beiden leefde vooral de zin
voor kuituurgeschiedenis, de ontwikkeling der maatschappij. Wanneer wij
den zoon later op dit gebied zien werken, had hij het dus van niemand
vreemds.
De jonge Van Schevichaven ontving zijn eerste onderwijs op de
scholen van Merkestein en van de Jong (een ook aan jongere Nijmeegsche
geslachten bekende naam op onderwijsgebied) en later in privaatlessen van
den Nijmeegschen humorist C. H. Clemens. Toenmaals gevoelde hij nog
niets voor de lievelingsstudie van zijn vader en zijn stiefvaderintegendeel
zijn illusie was om schilder of militair te worden. Zijn jeugd, zijn krachtig
en gezond lichaam, zijn idealistische zin trokken hem vooral tot het laatste
zijn neiging om uit te beelden wat zijn oog boeide, tot het eerste; al
vergat hij daarbij, dat zijn bewegelijkheid dan aan banden moest worden
gelegd. Zijn wenschen gaven echter niet den doorslag (het was 3/4 eeuw
vóór nu), zijn stiefvader deed hem in 1842 op het gymnasium3), waar
toen de bekende Dr. J. J. Kreenen (die, zooals in later tijd op het gym-
Afstammeling uit een Geldersch geslacht (ArnhemNijmegen).
2) Een andere v. Schevichaven, predikant te Heumen, gaf, behalve kleinere
opstellen over Nijmegen's geschiedenis, in 1846 uit eene Geschiedkundige plaatsbe
schrijving van het Rijk van Nijmegen.
8) Toen nog gevestigd in de Apostolische school op het St. Stephens-kerkhof.
125
nasium de sage ging, drie dingen tegelijk kon doen) het rectoraat be
kleedde Het plan was, dat de aspirant-schilder of -militair in de rechten
zou studeeren.
Heelemaal verkeerd had vader Guyot niet gezien. Op het gymnasium
vatte v. S. groote liefde op voor de Latijnsche klassieken, en niet voor
dezen alleen, doch voor de taalstudie in het algemeen. Zoo zien wij hem
dan ook na zijn staatsexamen in 1847 naar Leiden gaan, waar hij de
rechtsstudie veronachtzaamde, maar zich met ijver toelegde op Engelsch,
Spaansch en Italiaansch en teekenen Men kan nu eenmaal de
neigingen van een kind wel tijdelijk barrikadeeren, maar op den duur
komen zij toch weer te voorschijn.
Dit zou na zijn meerderjarigheid nog duidelijker blijken. Onmiddellijk
volgde toen, in 1850, een reis naar Spanje; in het volgend jaar is hij op
de wereldtentoonstelling te Londenwas zijn beoefening van Spaansch en
Engelsch misschien reeds met het oog hierop geschied? Toen vestigde
hij zich te Parijs en maakt vandaar uit des zomers tochtjes naar Normandië,
Spa, den Rijn enz.
De Krim-oorlog breekt uit en onmiddellijk herleeft bij den spontanen
v. S. de neiging voor het militaire. Vol enthousiasme sluit hij met zijn
Fransche vrienden zich aan hij de Chasseurs d'Afrique (1854). Zij worden
eerst in het kamp bij Gallipoli geoefend, toen verplaatst naar Varna, en
zoo landden zij niet voor einde September in de Krim, te laat om aan
den slag van de Alma deel te nemen. Maar wel zijn de Chasseurs in den
slag bij Balaclawa en de Tchernaya. Het klimaat deugde echter niet voor
v. S., of misschien het krijgsmanslevenhij kreeg malaria-koorts en andere
ongemakken en werd daarom in Februari 1855 geëvacueerd naar Constan-
tinopel. Toen hij hersteld was, waren de vredesonderhandelingen reeds
begonnenhij ging dus niet terug naar de Krim, maar werd geplaatst
aan het bureau d'intendance te Constantinopel, waar hij diende totdat de
vrede gesloten was.
Niet onbegrijpelijk hij was immers in de buurt volgt nu een
reis in Palestina en Egypte, vanwaar Engelsche vrienden hem medenemen
naar Schotland. Nu komt de liefde voor de schilderkunst weer bij hèm
boven. Hij vestigt zich (1856) in de buurt van Edinjmrg en bezoekt daar
de Royal Academy om zich te bekwamen in het schilderen en teekenen.
Hij werkte met ernst en voldoening, getuige zijn examen-diploma's met
het praedicaat „excellent". Twee jaren later (1858) verhuist hij naar
Londen om zijn studies voort te zetten aan de kunst-academie van South
Kensington 2). Doch nu herleeft ook weer zijn, in den gymnasiumtijd
b Zijn aantrekkelijk onderwijs werd door v. S. hoog gewaardeerd.
2) Bizonderen indruk maakte op v. S. het onderwijs van prof. Kinkel over
de sierkunst en hare geschiedenis.