116 in de voetsporen der vroegere muizen en ratten wil treden, ontketent een aldus overvloedigen stroom van missiven en maatregelen, dat hij over zijn populariteit in geen redelijken twijfel kan verkeeren. En wie zou thans nog wagen een uitgeleend stuk langer dan den geoorloofden maand te be houden? In zijn geleidelijke wording kan de nieuwe toestand hier niet worden geschetst; maar in de uitgave van het oorkondenboek draagt hij zijn vruchten naar buiten, en binnen de gewijde muren stemt hij den ambtenaar t"t groote dankbaarheid. Groot, maar waarlijk niet onverdeeld! Want tevens en telkens weer rijst bij hem de weemoedige vraag, of het leven in dit prachtig archief eertijds niet genoeglijker was dan thans, rijker aan lijflijke geneuchten Hij denkt aan het viertal lieden, aan één tafel vereenigd tot een groot klapperend werk, waarbij de cognacflesch lustig rondging; aan den hoog- adellijken heer, die met hartelijke instemming van zijn chef één dag in 't jaar het archiefwerk liet rusten om in verschoten koetsiersjas en groote pet naar de Gorcumsche paardenmarkt te rijden; aan den ambtenaar, die, immer zwaar van de middagspijze, door een ruchtige stoelverschuiving van zijn collega moest worden gewekt, als de stap des geduchten naderde aan den commies, die gedwongen op het archief te blijven koffie drinken niet afstand wilde doen van zijn gewoonte om warm te lunchen en telken dage het deftig vertrek bezwangerde met de geur van zijn sappig vleeschgebraaden aan dien ander, die, zoolang hij alleen was, placht zwaar te rooken, maar bij het naderen van een bezoeker, zijn sigaar ijlings wegborg, om dan als de binnengekomene, misleid door de nicotineuse dampen, zijn koker te voorschijn bracht hem onver biddelijk toe te voegen, dat het rooken op een archief altijd ten strengste is verboden. Legenden? Verhalen, die zwamsgewijs lichtelijk kunnen ontspruiten uit het stof van veertig jaren, die nochtans zonder waarde zijn, ijdel en valsch, en die een nauwgezet historicus voorzeker niet moest te boek stellen? Ik geloof het niet. Het werk van den archivaris mr. Muller zelf heeft het geleerd is verwant aan dat van den kunstenaar; ook hij is een scheppend man, die uit zijn dorre en vergeelde documenten ziet ontbloeien het bonte en warm kloppende leven van de menschen uit vroeger eeuwen, bewogen door hun bezigheden, hun zorgen en emotiën, het leven, dat hem altijd weer bekoort door „de charme en het droef geestige van het verledene". En door zijn joligheid, voeg ik daaraan toe. „Neem eene oude rekening ter hand en gij ziet" zegt de meester; en de ambtenaar, die het vroeger leven ten archieve wil benaderen, grijpt de oude agenda's en leest uit de dorre declaratieposten de gebeurtenissen af en de zieleroerselen, die haar veroorzaakten. Aanvankelijk stond mr. Mullers bewind in het teeken der soberheid: op 22 Maart 1879 weid 117 een waterkaraf met toebehooren aangeschaft voor 5.075. Kort heeft de strijd geduurd, naar de declaratie uitwijst: nog geen verrel jaars later, op 13 Juni wordt een bierglas verantwoord a f 0.70. Een bierglas in het archiefZoete visioenen doemen op, te smakelijker, wijl men voor zeventig centen een glas van niet onaanzienlijke afmetingen kan bekomen. Simpele posten van luttele woorden en getallenmaar wij passen het recept van den meester toe en wij zienwij zien den archivaris het glas heffen ten lavenden teug; wij zien het personeel hem omringen in lekkebaardende veneratiewij zien het gansche archiefbedrijf in zijn welige aantrekkelijk heid naar den vleeze. En wij weten nu ook, dat de overleveringen, die boven werden geboekstaafd, geen looze verzinsels zijn, maar waarachtige getuigenissen van een genoeglijkheid, die te loor ging. Inderdaad, het leven ten archieve was toen joliger en minder droog dan thans! Telken morgen om 11 uur, als de lieftallige dochter van den concierge een kop koffie komt brengen aan haar vader, pinkt de commies een traan weg en denkt aan den goeden tijd van weleer en aan het bierglas van 70 cent. Waar is het gebleven? Is het gebarsten, toen de nieuwe koers werd ingezet? Of is het als de bona cerevisiae der kapittelen bestemd ad alios pios usus? Ik weet het niet; maar vast staat, dat de ambtenaren het niet lang hebben behouden. Dan hebben de grage kanunniken hun biergoe deren taaier verdedigd! Zij waren ook andere menschen dan wij. Zij zouden niet begrijpen, hoe op dezen dag het puik der archivarissen den man kan huldigen, die in de veertig jaren van zijn bewind hun geliefd vocht uit zijn domein heeft gebannen. Maar zij zouden ook niet bevroe den, hoe dankbaar wij dien man zijn, omdat hij in die veertig jaren hun middeleeuwsche gestalten heeft doen herleven en doen wandelen door de zalen, waar zijn geest heerscht en in geen tweemaal veertig jaren zal te gronde gaan. A. DE BUSSY. Muller als lid der Koninklijke Academie van Wetenschappen. Gaarne neem ik de gelegenheid waar om hier een woordje te zeggen over Mr. S. Muller Fzn. als lid der Koninklijke Academie, waarin hij sedert 23 April 1886 zitting heeft. Hij, in onze Jaarboeken aanvankelijk als Müller ingeschreven, vond er toen als jongere zijn plaats te midden van het geslacht, dat den bloei der Nederlandsche wetenschap in de tweede helft der 19de eeuw zoo schttterend heeft doen ontluiken. Kern, Kuenen, Fruin, De Goeje, De Vries, Opzoomer, Naber, Buys, Quack en wie niet al meer van hen, die velen onzer nog in hunne volle kracht hebben ge kend, woonden min of meer geregeld de zittingen bij en gaven er de rijpe vruchten van hun geest ten beste. Bescheiden trok onze vriend zich

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1918 | | pagina 22