1918/1919. No.
Orgaan van de VEREENIGING VAN ARCHIVARISSEN in Nederland.
Bijdragen voor dit tijdschrift te zenden aan Dr. K. HEERINGA te Middelburg.
Dr. Mr. S. Muller Fz.
Onder degenen, die Muller als zijne geestelijke voorouders vereert,
neemt, zoo ik mij niet bedrieg, Bakhuizen van den Brink eene eerste
plaats in. Hij heeft van die vereering blijk gegeven door zijne mede
werking tot de publicatie van het vijfde deel der Studiën en Schetsen en
door de uitgave der brieven, en het is slechts noode, dat hij den heer en
mevrouw SchartenAntink het schrijven van den „roman'' van den
meester heeft overgelaten. Inderdaad bestaat er tusschen die beiden
Bakhuizen van den Brink en Muller eene opmerkelijke overeenkomst,
niet wat inborst of uiterlijke verschijning betreft als zoodanig zijn zij
veeleer contrasten maar als men de aandacht op hun wetenschappe-
lijken aanleg gevestigd houdt, springt de gelijkenis in het oog. Die ver
gelijking hier meer dan aanduiden mag ik niet: de grootste overeenkomst
tusschen beiden schijnt mij hierin gelegen, dat zij, hoewel zij hunne
eigenaardige plaats in de wetenschappelijke wereld in de eerste plaats te
danken hebben aan al wat zij tot organisatie en verheffing van het Neder-
Iandsche archiefwezen hebben gedaan, toch eigenlijk naar hun aanleg en
hunne neiging meer historicus dan archivaris zijn. Zoo men de lijst van
Muller's werken opslaat, zal men zien, dat zijne historische, rechtshistorische
en kunsthistorische opstellen en bronnenpublicaties daarin eene veel breedere
plaats innemen dan zijne archiefuitgaven en zijne opstellen over het archief
wezen. En dat hij het historische werk boven het maken van inventarissen
en regestenlijsten stelt, staat vast.
Goedgekeurd bij Kon. besl. van 29 Sept. 1891.
De abonnementsprijs van het Ned. Archievenblad bedraagt per jaargang 4.50; voorliet buitenland ƒ5.25.
De jaargang loopt van Sept.—Aug.