108 Maar daarmede was de beschrijving van den inhoud van het archief depot nog geenszins afgeloopen. Naast het eigenlijke stadsarchief bevatte dit nog talrijke archieven van corporaties en stichtingen, die deels tengevolge van bestuursmaatregelen aan de stad waren gekomen, deels aan de stad in bruikleen waren gegeven. Deze laatste categorie had dank zij de onvermoeide werkzaamheid van Mr. Muller allengs een grooten omvang verkregen. Reeds van den aanvang van zijn optreden af had het hem als een ideaal voor oogen gestaan, het gemeente-archief tot een wetenschappelijke instelling te verheffen, waar men al wat Utrecht aan belangrijke oude archieven bezat, bijeen zou kunnen vinden. En deze vorming van een centraal-depot van oude Utrechtsche archieven is wonderwel geslaagd. Veel tegenzin is daarbij dikwijls bij de bezitters 5dier archieven moeten overwonnen worden, voor zij tot afstand konden besluiten. Meermalen sprongen eens aangeknoopte onderhandelingen af. Maar Mr. Muller was er de man niet naar, om zich daardoor te laten afschrikken. Somtijds na jaren werden de onderhandelingen opnieuw weer opgevat om dan ten slotte tot een bevredigend resultaat te leiden. Uiterst belangrijke archieven als die van de kerkmeesters der vier Utrechtsche parochie-kerken, van potmeesters van den Armenpot van St. Jacob, van de gods- en gasthuizen, van het weeshuis, van het dolhuis, van het oude Utrechtsche werkhuis van Mr. Evert van de Poll en meer andere zijn zoodoende voor het stads-archief verkregen. En het mag een groote voldoening voor Mr. Muller heeten, dat hij ook de definitieve inventarisatie daarvan nog heeft mogen leiden. In de jaren 1911 tot 1917 zijn de inventarissen van deze bestand- deelen van het archiefdepot in druk verschenen: in 1911 die der gilden, broederschappen, godshuizen en fundatiën, in 1912 die van de parochie kerken en van het weeshuis, in 1913 die der kloosters, in 1917 eindelijk die van de gods- en gasthuizen en van het dolhuis. De talrijke aanwinsten, die het eigenlijke stads-archief verworven had sedert de uitgaaf der inventarissen daarvan en waaronder de archieven der Utrechtsche notarissen als belangrijkste verdienen genoemd te worden, had den het intusschen noodzakelijk gemaakt een supplement op die inven tarissen te doen verschijnen. Dit supplement kon in 1914 te zamen met een drieledigen index (van persoonsnamen, van plaatsnamen en van zaken) het licht zien, terwijl een geheel gelijksoortige index op de inventarissen van de zooeven besproken, bij het stads-archief bewaarde archieven juist dezer dagen nog kon verschijnen. Daarmede is de beschrijving van den ganschen inhoud van het archief-depot geheel voltooid. Zoo heeft Mr. Muller dan de groote voldoening mogen smaken, zijn omvangrijk plan in 45-jarige, nooit verflauwende werkzaamheid geheel te verwezenlijken, althans wat het archief betreft. Deze beperkende 109 bijvoeging is noodig. Immers op museum-gebied is iets dergelijks in wording als wat ten aanzien van het archief bereikt mag heeten. Ver- eeniging der verschillende Utrechtsche musea in één museumgebouw, waarvoor in aanmerking kwamen het stedelijk museum met het daarbij reeds bij Mr. Muller's optreden aanwezige museum van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap, het belangrijke, steeds zoo nauw behuisde Aarts bisschoppelijke museum, de schilderijen der stad en die van het genoot schap Kunstliefde, was een tweede groote denkbeeld, dat jaren geleden reeds bij Mr. Muller gerezen was. En ook dit denkbeeld nadert zijn verwerkelijking. Met het bestuur van het Aartsbisschoppelijk museum is reeds geruimen tijd geleden overeenstemming verkregen en onlangs heeft de gemeente de schilderijen van het genootschap Kunstliefde aangekocht. Alles wacht nog slechts op de voltooiing van de gebouwen, waarin de verzamelingen zullen worden samengebrachthet oude Agnieten-klooster, waarvan het reventer en de fraaie dubbel-kapel gerestaureerd en reeds opgeleverd, doch de twee nieuw aangebouwde vleugels nog niet geheel afgewerkt zijn. Ware ook hier de oorlog niet storend tusschenbeide gekomen en had de aannemer de gebouwen op den vastgestelden tijd kunnen op leveren, dan zou ook dit tweede groote plan van Mr. Muller nog voor zijn aftreden geheel tot uitvoering zijn gebracht. Gelukkig staat het echter vast, dat een regeling zal gevonden worden, waardoor het Mr. Muller mogelijk zal zijn zij het dan niet meer als gemeente archivaris zefl nog de inrichting van het museum tot stand te brengen en daarmede zijn lievelingsplan van de laatste jaren te verwezenlijken. Zoo is het dus voorloopig nog alleen zijn archief-schepping, met de daaraan verbonden bibliotheek en atlassen, die hij aan andere handen zal moeten toevertrouwen. Maar met gerustheid zal hij dit kunnen doen. De door hem geschapen organisatie toch is zoo hecht, dat alle waarborgen aanwezig geacht mogen worden, dat geen schennende hand de eenmaal aangebrachte orde ooit weer zal komen verstoren. Voor altijd zal Mr. Muller's naam onafscheidelijk aan de openbare verzamelingen der gemeente Utrecht verbonden zijn. Moge hij nog vele jaren getuige ervan kunnen zijn, dat het verdere beheer geheel in zijn geest gevoerd wordt! W. C. SCHUYLENBURG. Dr. Mr. S. Muller Fz. als kunsthistoricus. In 't jaar 1879, toen Mr. S. Muller Fz. zijn loopbaan als Rijksarchivaris begon, stierf de energieke Fransche kunsthistoricus Viollet-le-Duc en het was of met het heengaan van dezen genialen man de richting der kunst geschiedenis schoorvoetend afstand begon te doen van haar romantische

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1918 | | pagina 18