106
Mr. Muller en de Openbare verzamelingen der
gemeente Utrecht.
Het toeval wil, dat met de herdenking van Mr. Muller's 40-jarige
ambtsvervulling als Rijksarchivaris een andere, voor hemzelf en voor de
geheele Nederlandsche archiefwereld niet minder gewichtige gebeurtenis
samenvalt: zijn aftreden als Gemeente-archivaris. Men weet het, niet vrij
willig gaat Mr. Muller heen. Het is het bereiken van de leeftijdsgrens,
die de Utrechtsche verordening voor de ambtenaren der gemeente stelt,
dat hem ertoe noopt.
Veel moet hem dit gedwongen afscheid kosten, hoeveel, beseffen
vooral zij, die van nabij weten, wat Mr. Muller voor het Utrechtsche
archief en de verdere openbare verzamelingen der gemeente Utrecht
geweest is en hoe lief hem zijn ambt was.
Een lange reeks van jaren heeft hij zijn beste krachten eraan mogen wijden.
Immers zijn benoeming dagteekent reeds van 5 jaren voor zijn optreden
als Rijksarchivaris: bij raadsbesluit van 18 December 1873 had deze
benoeming plaats, en op 2 Februari 1874 aanvaardde hij zijn werkkring.
Een tijdperk van nagenoeg 45 jaren wordt dus met zijn heengaan afge
sloten. En dit is niet een tijdperk van alleen zorgvuldig en nauwgezet
beheer van de aan zijn hoede toevertrouwde verzamelingen geweest. Ver
gaat Mr. Muller's werkzaamheid daarboven uit. De collecties, die te
zamen de openbare verzamelingen der gemeente Utrecht vormen (het
archief, de topografische en historische atlassen, de bibliotheek over Utrecht
en het stedelijk museum), zijn in den vorm, waarin wij die thans kennen,
in waarheid zijn scheppingen te noemen. Alleen door zijn organiseerend
optreden zijn zij geworden, wat zij thans zijnmodel-verzamelingen, die
alom om hun uitmuntende inrichting en daarbij ook om hun zorgvuldige
materieele verzorging bekend staan.
Wel was bij Mr. Muller's optreden van ieder dezer verzamelingen
een kern aanwezig, maar de toestand, waarin zij verkeerden, liet alles te
wenschen over. Zij waren nooit anders dan zeer gebrekkig en zeer onvol
ledig geinventariseerd geworden en het onderhoud was de laatste jaren
op bedroevende wijze verwaarloosd. Met zoo weinig zorg was het beheer
gevoerd, dat niet eenmaal de afscheiding tusschen de verschillende collecties
bewaard gebleven was.
Met Mr. Muller deed nu aanstonds een ordenende macht haar intrede.
De verzamelingen werden allereerst streng van elkander gescheiden. Ver
volgens werd in alle bureaux en vertrekken en "ook op de zolders van het
stadhuis, daarna ook in de overige stedelijke gebouwen een speurtocht
ondernomen. Talrijke archiefstukken, ja, geheele afdeelingen van het
archief, en talrijke voorwerpen, die een aanwinst voor het museum waren,
107
kwamen daarbij te voorschijn, en werden met de verzamelingen, waarbij
zij behoorden, vereenigd.
Binnen korten tijd werd nu een voorloopige inventarisatie van de
deelen en losse stukken van het archief tot stand gebracht. Daarna wijdde
Mr. Muller zijn aandacht aan de overige verzamelingen, welker ordening,
eens ter hand genomen, betrekkelijk spoedig zou kunnen afloopen. Was
dit eenmaal geschied, dan zou de hoofdwerkzaamheid, de definitieve
beschrijving van het stads-archief een aanvang kunnen nemen.
De eerste jaren van Mr. Muller's archivarisschap" zijn dientengevolge
hoofdzakelijk gewijd aan het museum, de prenten- en kaartenverzameling
en de bibliotheek. De ordening van het museum kwam eerlang gereed
en weldra kon dit weer voor het publiek toegankelijk gesteld worden. De
prenten- en kaartenverzameling kwam thans aan de beurt. Ook hierin
werd orde geschapen. De collectie bleek de stof te bevatten voor de
vorming van drie atlassen, twee topografische (een betreffende de gemeente
en een betreffende de provincie Utrecht), en een historischen atlas. Aldus
is de indeeling dan ook gemaakt. Ook de bibliotheek eischte een grondige
reorganisatie. Zooals Mr. Muller haar aantrof, bevatte zij werken van
allerlei aard, deels rechtskundige en administratief-rechtelijke, deels alge
meen geschiedkundige, deels werken in het bijzonder op de stad Utrecht
betrekking hebbende. Hieruit werden nu door Mr. Muller drie verzame
lingen gevormdeen, die zou strekken ten dienste van de gemeente
administratie, een ten dienste van het archief en een bibliotheek over
Utrecht. In 1877 kwamen de werkzaamheden aan al deze verzamelingen
gereed. De verschillende catalogi werden ter perse gelegd en in 1878
en 1879 verschenen daarop die van museum, topografischen atlas der stad,
historischen atlas en topografischen atlas der provincie, in 1881 gevolgd
door dien van de bibliotheek over Utrecht.
Inmiddels was in het laatst van 1877 met de definitieve beschrijving
van het stads-archief een aanvang gemaakt. Daarbij werd met het jongste
gedeelte (na 1813), dat voor de gemeente-administratie van het meeste
belang was, begonnen. Reeds in het volgende jaar kwam de inventarisatie
daarvan geheel gereed. De inventaris werd spoedig daarop ter perse
gelegd en in 1880 kon deze verschijnen. Toen de ordening en beschrijving
van dit gedeelte van het archief voltooid was, konden de beschrijvings
werkzaamheden van het oud-archief eindelijk ter hand genomen worden.
Niet minder dan 13 jaren heeft dit groote werk gevorderd. Van de drie
hoofd-afdeelingen, waarin Mr. Muller naar de groote bestuurs-wijzigingen
het archief verdeelde: middeleeuwsch archief (11221577), archief van
den tijd der republiek (1577—1795) en archief van den overgangstijd
(1795 1813), kwamen achtereenvolgens de laatstgenoemde, de middelste
en de eerstgenoemde afdeeling gereed. De inventarissen ervan kwamen
in 1884, 1890 en 1893 in het licht.