92 van den arbeid, dien dit toen reeds zich ten doel had gesteldhet uitgeven van bronnen voor de geschiedenis van Nederland en zijn koloniën. In Maart 1893 legde na een langdurige werkzaamheid Mr. Grothe het eerste secretariaat en het lidmaatschap van het Bestuur neer en als volkomen vanzelfsprekend volgde thans Mr. Muller hem in die functie op. Nu is het de moeite waard de notulen der eerste bestuursvergaderingen na diens optreden als eerste secretaris eens na te slaan zij zijn toch bijna geheel aan voorstellen van den nieuwen titularis gewijd. Plaats gebrek alleen reeds verbiedt hier in nadere bijzonderheden daarover te te treden, maar men zal het iemand, die zelf ook gaandeweg reeds heel wat jaren tot het Genootschap in betrekking stond, wel willen gelooven, dat die voorstellen, door de medeleden van hun ontwerper met ingenomen heid aanvaard, het Bestuur en zijn werkzaamheden, administratief en orga nisatorisch, toen gemaakt hebben, zooals zij vrijwel tot op den huidigen dag zijn gebleven. S. Muller Fz. heeft daardoor het oude lokale gezelschap een volslagen verjongingskuur doen ondergaan en het doen herleven als het op streng wetenschappelijke basis werkende min of meer centrale publicatie-instituut, dat het gebleven is, tot de in zoo gunstiger omstandig heden werkzame Commissie voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën het en zonder tegenspraak een deel van den arbeid uit handen is komen nemen. Sedert zijn optreden als 1ste secretaris gaat de rechtstreeksche mede werking van Mr. Muller aan de uitgaven vati het Genootschap wel wat afnemen, al ontbreken ook voor de volgende jaren zijn bijdragen aan den jaarbundel niet. De verklaring hiervoor zoeke men in de jaarverslagen van het Bestuur, van 1894 af, wederom op zijn voorstel, vooraan in de Bijdragen en Mededeelingen opgenomen, en die trouwens onbedoeld rekenschap geven van de vele zorgen, die des 1 sten secretaris zijn en wier behartiging door Mr. Muller voor al zijn opvolgers in deze functie steeds een moeilijk te evenaren voorbeeld zal blijven. In 1908, na een kortstondige non-activiteit weer in de vergaderingen van het Bestuur teruggekeerd, legde Mr. Muller het ambt van lsten secretaris neder, dat hij gedurende vijftien jaren met nooit verflauwende belangstelling en met onvolprezen nauwgezetheid had waargenomen, om thans als voorzitter de leiding van Bestuur en Genootschap op zich te nemen, doordat Prof. Kernkamp door zijn scheiden uit dezen kring die plaats openliet. Wederom is het uit langjarige ervaring, dat schrijver dezes van de verdiensten van Mr. Muller in dezen nieuwen, thans nog door hem met zooveel opgewektheid bekleeden bestuurspost kan gewagen. Beurtelings bij zijn leiding de besprekingen met vaste hand in het rechte spoor houdend of met viering der teugels den weg vrijlatende voor kortswijl of belangwekkende uitweiding, pleegt de voorzitter de maande- lijksche bijeenkomsten van het Bestuur bijna steeds op een vergevorderd 93 avondlijk uur te sluitenmaar geen zijner medeleden, die zich deswege zal beklagen. Men gaat immers huiswaarts met de overtuiging, dat er flink is gearbeid, maar niet minder dat men een onderhoudenden avond heeft doorgebracht. Bij alle, immer mogelijk verschil van gevoelen blijft de toon vriendschappelijk en al zal men het somtijds in hoofdzaken of in bijzonderheden met den voorzitter oneens zijn, altijd moet men de scherp zinnigheid bewonderen, waarmede hij tot in de kern van het behandelde onderwerp ingrijpt, of zijn stalen geheugen, dat hem tot de belichaamde retroacta maakt van lange jaren her. Ook in deze periode rust Mr. Muller's daadwerkelijke toewijding aan het hoofddoel van het Genootschap niet. Naast een enkele, trouwens zeer waardevolle, kleinere bijdrage herinneren hieraan de in 1911 van zijn hand verschenen Verslagen van Kerkvisitatiën in het bisdom Utrecht terwijl hij thans met het oog op het gedeellelijk ambtelijk otium, dat hem wacht, reeds een zeer omvangrijke publicatie voorbereidt op een gebied, waar hij meer dan iemand meester is. Het is nog niet zoo lang geleden, toen zijn medeleden van het Bestuur van het Historisch Genootschap aanleiding vonden hem deelgenoot te maken van hunne gevoelens van vriendschap en hoogachting, dat Mr. Muller die met de verklaring beantwoordde, dat onder de vele functies, die hij in of buiten ambt bekleedt, het bestuurslidmaatschap van het Genootschap hem bij uitstek lief was. Moge dan op den dag, waarop hij een veertigjarige werkzaamheid herdenkt in een werkkring, die den hoofdarbeid van zijn rusteloos bezig leven insluit, ook uit dezen kleinen kring, waarin hij even lang, zelfs langer nog, de baanbreker en de leider is geweest, een woord worden gehoord van hartelijke dankbaarheid en waardeering voor wat hij met nimmer verslappende krachtsinspanning en belangstelling voor het Historisch Genootschap heeft willen zijn. W. A. F. BANNIER. Mr. Muller als voorzitter der Vereeniging van archivarissen in Nederland. Zoo vereenzelvigd is hij thans met onze vereeniging, dat men zich met verwondering afvraagt, hoe het komt, dat hij niet .was onder de mannen, die het initiatief namen tot hare oprichting op 17 Juni 1891 en dat hij de beide eerste jaren van haar bestaan slechts als gewoon lid haar diende. Maar eens in het bestuur gekomen, nam hij dadelijk den voorzitters- Werken, 3de S. no. 29.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1918 | | pagina 10