220 Stedelijke- en Dijks-besturen, regenten van stichtingen, rentmeesters, grondbezitters enz. die kunnen getuigen, wat belang een goede rechts- bedeeling en handhaving van rechten, professoren en andere geleerden die weten, welk belang de historische wetenschappen en de beoefening van algemeene of bijzondere geschiedenis, vakhistorie, geschiedenis van staat, gewest, district, polder, stad, dorp of buurt, van kerk, instelling of familie, bij die goede bezetting hebben; terwijl een oordeel over de eischen, welke tegenwoordig aan de archief-ambtenaren gesteld worden, te vormen is uit de bundels jaarverslagen van 's Rijks-archieven, sinds 1877 in druk verschenen. Arnhem, 7 mei 1918. 't Welk doende enz. A. C. Bondam. III. Aan Zijne Excellentie den Minister van Financiën. Geeft met alle onderscheiding te kennen de ondergeschrevene mr. dr. S. Muller Fz., rijksarchivaris in Utrecht, dat hij, kennis genomen hebbende van het tot Uw Excellentie ge richte adres van de vier Archivarissen aan het Rijks-Archief te 's-Graven- hage, waarin de aandacht gevestigd wordt op eenige te vreezen verkeerde gevolgen van een toepassing van de door de Staatscommissie voor de salarisverbetering ten aanzien van de wetenschappelijke archiefambtenaren voorgestelde loonschalen, zich gaarne bij dat adres aansluit en de strekking er van met allen ernst ondersteunt; dat hij echter, hoewel groote waardeering koesterend voor het werk der Staatscommissie, zooals dit blijkt uit het in druk verschenen eerste gedeelte van haar rapport, van meening is, dat de commissie bij de keuze der schalen voor het archiefwezen niet voldoende rekening heeft gehouden met het wetenschappelijke karakter van het vak en het werk der archiva rissen en hunne medewerkers, zooals ten duidelijkste blijkt uit hunne achterstelling bij de directeuren der Universiteits-bibliotheken en de Rijks museum-directeuren, met wie zij, zoowel wat hunne speciale wetenschap pelijke voorbereiding als wat den aard van hun ambtswerk betreft, geheel en volkomen gelijk te stellen zijn; dat hij er verder nadruk op moet leggen, dat de toepassing van de 221 algemeene beginselen van het genoemde rapport nimmer mee mag brengen, dat de innerlijke verhoudingen in een dienstvak averechtsch worden, hetgeen in het archiefwezen het geval zal worden, als de maxima der lagere rangen van de wetenschappelijke ambtenaren over de minima der hoogere rangen heenloopen, aangezien het werk in die rangen, met name van commiezen en hoofdcommiezen, in aard geheel en al gelijk is, terwijl bovendien de toepassing van dezelfde schaal op de Rijks-archiva rissen in de provinciën en op de archivarissen aan het Algemeene Rijks archief te 's-Gravenhage, door de classificatie der groote steden tengevolge heeft, dat de laatstgenoemden, die, bij overigens gelijksoortig werk, geene hoofden van dienst zijn en geen administratief werk met de daarmee ge paard gaande verantwoordelijkheid verrichten, hooger gesalarieerd zullen worden dan de eerstgenoemden, hetgeen de zaken op den kop zal zetten dat hij verder kennis genomen heeft van het tot Uwe Excellentie te dezer zake gerichte adres van den Rijks-archivaris in Gelderland, waar schuwende tegen het gevaar van gemis aan toeloop of behoud van goede krachten bij het archiefwezen, met welk adres hij zich eveneens ten volle vereenigt dat hij naar aanleiding van het bovenstaande Uwe Excellentie eer biedig verzoekt het daarheen te leiden, dat voor het Rijks-archiefwezen hoogere schalen dan de door de Staatscommissie voorgestelde aangenomen worden, in- den geest van de bij dit verzoek ondersteunde adressen en van het hierboven ontvouwde. 't Welk doende enz. Mei 1918. S. Muller Fz. In Memoriam W. O. Swaving Zijn archiefloopbaan is gauw verteld. In October 1896 aanvaardde hij de betrekking van adjunct-archivaris der gemeente Middelburg, die hij, daar de bureau-uren veelal 's avonds vielen, aast zijn leeraarschap heel goed kon waarnemen. Nadat de archivaris, de heer Van Visvliet, in 1901 eervol ontslag had gekregen, werd Swaving in zijn plaats benoemd. Sindsdien is hij tot zijn dood als archivaris van Middelburg werkzaam gebleven, terwijl hij, nu eenige jaren geleden, toen de heer Broekema i) Gestorven te Middelburg op Pinkstermaandag 1918. Zfjn goed gelijkend portret komt voor in De Wereldkroniek van 1 Juni,

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1917 | | pagina 20