t 206 De nieuwe salarisregeling voor de Rijksarchiefambtenaren. Ook de Rijksarchiefambtenaren hebben met veel belangstelling, om niet te zeggen nieuwsgierigheid en geheel gezwegen van ongeduld, uitgezien naar de uitkomsten, die de werkzaamheden van de Staatscommissie voor de salarisregeling van burgerlijke Rijksambtenaren en -beambten zouden opleveren. Het is mijn bedoeling niet, hier over het werk van deze commissie een oordeel uit te spreken. .Hoe men over de regeling zelve moge denken, men moet ontzag hebben voor hetgeen die commissie in verb.and met den tijdsduur, dat zij werkzaam was, heeft verricht, en dankbaar zijn voor het licht, dat zij reeds heeft ontstoken. Het volmaakte wordt, zoo ooit, stellig niet in eens bereikt. Wat de commissie heeft aangeboden, vormt in ieder geval een deugdelijken grondslag om op voort te bouwen. Mijn oogmerk is aan belanghebbenden en belangstellenden als bijlagen AC een reeks tabellen aan te bieden, die eenigszins overzichtelijk aantoonen, in hoeverre de nieuwe salarisregeling van de Rijksarchief ambtenaren afwijkt van de tegenwoordig bestaande. Die tabellen spreken over het algemeen voor zichzelfmaar toch meen ik nog op eenige punten licht te moeten doen vallen, in hoofdzaak daar waar dit voor het Rijks archiefwezen van bijzonder belang is. Ik heb daarvoor een viertal vragen gesteld 1°. In hoeverre vertoont «de nieuwe regeling eene verbetering ver geleken bij de bestaande, iedere rang op zich zelf beschouwd? Voor de beantwoording dezer vraag heb ik het aantal bedragen, dat voor eiken rang in de tabellen wordt vermeld, bijeengeteld en verdeeld in vier rubrieken de bedragen, die minder dan of gelijk zijn aan de tegen woordige (f), de bedragen die minder dan of hoogstens 10 °/0 verbeterd zijn de bedragen die meer dan 10 °/0 doch hoogstens 20 °/0 verbeterd zijn en eindelijk de bedragen die meer dan 20 °/0 verbeterd zijn. Totaal Klerken 13 41 54 Adjunct-commiezen 9 23 10 42 Commiezen 11 10 12 6 39 Hoofd-commiezen 6 17 10 33 Archivarissen 9 20 13 42 O Dankbaar erken ik hier de hulp, die de heer A. 't Hart, adjunct-commies bij het Algemeen Rijksarchief, mij bij de samenstelling daarvan heeft verleend. 207 Het aantal bedragen, dat meer dan 20 °/0 verbetering ondergaat, is dus betrekkelijk het geringst; alleen voor de klerken is er een gunstige uitzondering. Bijzondere aandacht verdient echter het feit, dat de salarissen der commiezen in 11 van de 39 gevallen niet vooruitgaan en zelfs in 10 daarvan verminderen. Het is thans regel, dat de zoogenaamde weten schappelijke ambtenaren aangesteld worden in den rang van commies Men vraagt zich dus af, of een minder gunstige vaststelling van het aanvangssalaris ook invloed zal kunnen hebben op den toevloed van gegadigden, zoodra zich een vacature als commies zal voordoen. Het zijn juist de aanvangssalarissen der commiezen in de provinciën, die vermindering ondergaan. Vergeleken met de regeling van thans duurt de ongunstige verhouding tot 4, 5 jaar voort; dat is juist de tijd, dien men tot nu toe in den rang van commies placht door te brengen. 2°. In hoeverre zal de nieuwe regeling invloed uitoefenen op de bevorderingskansen der verschillende ambtenaren In verband hiermede dient eerst de vraag beantwoord te worden, of bij het Rijksarchiefwezen de met hooger rang bekleede inderdaad altijd een hoogeren werkkring heeft. De Staatscommissie veronderstelt dit blijkens haar verslag (blz. 20). Zij verwacht immers van de nieuwe regeling, dat een hoogere rang in het vervolg alleen ter wille van den hoogeren werk kring zal worden toegekend, en niet slechts voor tractementsverhooging. Wanneer aanstonds de Archiefwet uitgevoerd wordt, zullen voor zekere ambtenaren bij het archiefwezen bijzondere eischen worden gesteld. Als overgangsmaatregel zal waarschijnlijk worden aangenomen, dat sommige thans in dienst zijnde ambtenaren geacht zullen worden aan deze bijzondere eischen te voldoen. Men kan dus aannemen, dat deze ambtenaren een anderen of hoogeren werkkring bij het archiefwezen te vervullen zullen hebben. Maar dit houdt geenszins verband met den rang, dien zij zullen bekleeden. Het werk, door hen als hoofd-commies vervuld, zal in den regel niet van rneer beteekenis zijn dan hetgeen zij als commiezen deden. Ditzelfde zal echter ook het geval zijn met de ambtenaren, voor wie geen bijzondere eischen zullen worden gesteld. Reeds thans gaan verschillende commiezen voort met hetzelfde werk, dat ze als adjunct-commies deden, en dit is ook het geval met hoofd-commiezen. Men kan zich voorstellen dat de een dit werk beter en met meer ijver verricht dan de ander, en dat hij uit hoofde daarvan bevorderd dient te wordende aard van het werk blijft intusschen toch dezelfde. De Staatscommissie heeft denkelijk hier te veel of alleen gelet op de toestanden aan de Departementen van Onder den tegenwoordigen Algemeenen Rijksarchivaris zal deze regel zonder twijfel wel gevolgd blijven; maar er kunnen omstandigheden zijn, waardoor er van afgeweken wordt; hij steunt op geen enkel voorschrift. Enkele onzer ambtenaren hebben reeds den invloed der „tijdsomstandigheden" op dit punt ondervonden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1917 | | pagina 13