202 bewaarplaats overgebracht. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd te bepalen, welk ander gedeelte van de gemeente-archieven naar die gemeente lijke bewaarplaats zal worden overgebracht. De in die bewaarplaats overgebrachte archieven worden beheerd door den secretaris. Het tweede lid van art. 103 der Gemeentewet vervalt. Met afwijking van het bepaalde in het tweede lid hierboven kan het beheer worden opgedragen aan een archivaris, mits deze een weten schappelijk ambtenaar in den zin van art. 3 is. Onze Minister van Bin- nenlandsche Zaken is bevoegd machtiging te verleenen tot het aanstellen van een archivaris, die niet voldoet aan de eischen, bedoeld in art. 3. De archivaris wordt door den Raad, die eene aanbeveling zoo mogelijk van twee personen, door Burgemeester en Wethouders in te dienen, ontvangt, benoemd, geschorst en ontslagen. De tweede alinea van art. 95 der Gemeentewet is hierbij van toepassing", zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artt. 16 tot en met 20 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 21, luidende: „Het gedeelte dier archieven, dat dagteekent van vóór 1811, wordt naar eene door het betrokken dagelijksch bestuur daartoe bestemde archief bewaarplaats overgebracht. Dat bestuur is bevoegd te bepalen welk ander gedeelte van de archieven naar die bewaarplaats zal worden overgebracht. De in die bewaarplaats overgebrachte archieven worden beheerd door den secretaris of door een bijzonder daartoe aangewezen lid van het bestuur van het waterschap, het veenschap of den veenpolder. Het bestuur kan op voorstel van het dagelijksch bestuur een weten schappelijk ambtenaar in den zin van art. 3 als archivaris benoemen, die, met afwijking van het bepaalde in het vorige lid, met het beheer der in de archiefbewaarplaats overgebrachte archieven zal zijn belast. De instructie aangaande het beheer der archiefbewaarplaats moet aan Gedeputeerde Staten worden medegedeeld", waarop door den heer Van Beresteyn een amendement is voorgesteld, strekkende om aan het derde lid van dat artikel den volgenden zin toe te voegen „Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is bevoegd in bijzondere gevallen machtiging te verleenen tot het aanstellen van een archivaris, die niet voldoet aan de eischen bedoeld in art. 3". De heer Van Beresteyn verkrijgt het woord tot toelichting van het amendement en zegt: Mijnheer de Voorzitter! Ik geloof niet, dat toelichting 203 noodig is; het is dezelfde redactie van art. 15, met dit verschil alleen, dat het hier niet betreft de gemeenten, maar de waterschappen. Het komt mij voor, dat de Minister zich met dit amendement zal kunnen vereenigen. De Voorzitter: Door den heer Van Beresteyn is het amendement gewijzigd, zoodat het thans strekt om het derde lid van het artikel te lezen „Met afwijking van het bepaalde in het tweede lid hierboven kan het beheer worden opgedragen aan een archivaris, mits deze een weten schappelijk ambtenaar in den zin van artikel 3 is. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is bevoegd machtiging te verleenen tot het aanstellen van een archivaris, die niet voldoet aan de eischen, bedoeld in art. 3". De heer Cort van der Linden, Minister van Binnenlandsche Zaken Mijnheer de Voorzitter! Ook dit amendement wordt door mij overgenomen. De Voorzitter Aangezien het amendement door de Regeering is overgenomen, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Ik onderstel, dat de Commissie van Rapporteurs geen bezwaar heeft. Het gewijzigd art. 21 thans luidende: „Het gedeelte dier archieven, dat dagteekent van vóór 1811, wordt naar eene door het betrokken Dagelijksch bestuur daartoe bestemde archief bewaarplaats overgebracht. Dat bestuur is bevoegd te bepalen, welk ander gedeelte van de archieven naar die bewaarplaats zal worden over gebracht. De in die bewaarplaats overgebrachte archieven worden beheerd door den secretaris of door een bijzonder daartoe aangewezen lid van het bestuur van het waterschap, het veenschap of den veenpolder. Met afwijking van het bepaalde in het tweede lid hierboven, kan het beheer worden opgedragen aan een archivaris, mits deze een weten schappelijk ambtenaar in den zin van art. 3 is. Onze Minister van Bin nenlandsche Zaken is bevoegd, machtiging te verleenen tot het aanstellen van een archivaris, die niet voldoet aan de eischen bedoeld in art. 3. De instructie aangaande het beheer der archiefbewaarplaats moet aan Gedeputeerde Staten worden medegedeeld", wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artt. 22 tot en met 28 en de beweegreden worden achtereen volgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Het wetsontwerp wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1917 | | pagina 11