98
Memorie van Toelichting.
Nu zich op de hoofdpunten eener regeling van het archiefwezen hier
te lande onder deskundigen vrijwel eene communis opinio heeft gevormd,
is de tijd gekomen, deze in wettelijke bepalingen vast te leggen. Maar
ook alleen de hoofdpunten; zaken van uitvoering en van regeling op detail
punten kunnen aan Koninklijke Besluiten worden overgelaten.
Dit wetsontwerp beperkt zich niet tot het geven van regelen omtrent
de Rijksarchieven, maar strekt zijne bepalingen uit over de archieven van
alle publiekrechtelijke lichamen. Dit heeft een afdoende reden. Het belang
eener goede regeling van de Rijksarchieven werd reeds gedurende langen
tijd algemeen erkend de archieven van plaatselijke besturen evenwel worden
menigmaal nog beheerd op eene wijze, geenszins geëvenredigd aan hunne
beteekenis. Want deze archieven ook hebben bijkans altijd groole waarde
voor de kennis van rechten van overheid en particulieren, en dikwijls
vindt men er bovendien nog belangrijk materiaal voor de bestudeering
van algemeene en plaatselijke geschiedenis, voor de kennis van maat
schappelijke toestanden in vroeger tijdperken, voor het goed begrip van
menig onderwerp op het gebied van kunst- en rechtsgeschiedenis enz.
Hoewel dit wetsontwerp enkele algemeene regels stelt aangaande de
zorg voor alle archieven van publiekrechtelijke lichamen, hebben de
meeste der in dit ontwerp vervatte bepalingen toch betrekking op die
archieven, welke in de onderscheidene archiefbewaarplaatsen zijn geborgen.
Zal de inhoud dezer laatste evenwel iets anders zijn dan een vrijwel
waardelooze hoop papier en perkament, dan dienen die archieven te zijn
openbaar, dan moeten met hun verzorging zijn belast weten
schappelijk geschoolde ambtenaren, die want voor
het gebruik der archiefstukken in rechten is dit vrijwel noodzakelijk
het recht moeten hebben van de onder hen berustende stukken authen
tieke afschriften te vervaardigen.
Een voldoend toezicht moet er verder voor waken, dat de onder
scheidene publiekrechtelijke lichamen hun archie
ven voorwerpen van algemeen nut immers niet verwaar-
1 o o z e n.
Op elk dezer punten zal bij de bespreking der onderscheidene titels
en artikelen de aandacht nader worden gevestigd.
Bij eene wet op het Nederlandsche Archiefwezen dienen te worden
vastgesteld
I. enkele algemeene beginselen, geldende voor geheel het Neder
landsche archiefwezen;
II. regelen omtrent de inrichting van en de zorg voor de Rijks- en
de provinciale archieven (zie voor de beteekenis dezer termen de inleiding
tot de toelichting bij Titel II);
99
III. regelen omtrent de zorg voor de gemeentearchieven;
IV. regelen omtrent de zorg voor de archieven der waterschappen,
veenschappen en veenpolders.
Deze splitsing der verschillende te regelen onderwerpen verklaart vol
doende de verdeeling van het wetsontwerp in vier Titels.
Titel I.
Algemeene bepalingen.
Artikel 1. Dit beginsel, van overwegend belang voor het onderzoek
der archieven, dient allereerst vast te staan, niet alleen voor de Rijks
archieven, maar eveneens voor de archieven van andere publiekrechtelijke
lichamenaan het principe van openbaarheid en toegankelijkheid mag niet
de minste twijfel bestaan.
Nochtans blijve de algeheele openbaarheid der archieven beperkt tot
die stukken, welke in Rijks-, gemeente- of waterschapsbewaarplaatsen zijn
overgebracht. In hoeverre de stukken, die den loopenden dienst betreffen
en onder de verschillende ambtenaren berusten, voor het publiek toegan
kelijk gesteld kunnen worden, hangt van de eischen der verschillende
takken van dienst afdaarom is dit onderwerp hier niet geregeld.
Dat uitzonderingen op den regel van de eerste alinea van dit artikel
echter bepaaldelijk op grond van overwegingen, ontleend aan het algemeen
belang, dienen te worden toegelaten, spreekt wel van zelf. Bij de over
brenging van archieven of archiefstukken in een archiefbewaarplaats kan
het naar het oordeel van dengene, die omtrent de overbrenging beslist,
wenschelijk zijn, de openbaarheid niet aanstonds in alle opzichten toe te laten.
Personen, welke met grond verdacht worden archiefstukken te willen
verduisteren of vervalschen, moeten kunnen worden geweerd. Maar de
regeling van de bevoegdheid der beheerders van archiefbewaarplaatsen te
dezen opzichte kan veilig aan een Algemeenen maatregel van bestuur
worden overgelaten, waarbij dan ook de gelegenheid tot het komen in
hooger beroep van de beslissing der beheerders bij de over hen gestelde
autoriteiten kan worden geregeld.
Artikel 3. Met de praktijk van vroeger, toen personen zonder eenigen
waarborg van geschiktheid en bekwaamheid werden benoemd tot weten
schappelijke archiefambtenaren, wordt gelukkig gaandeweg gebrokenhoe
meer men is gaan inzien het belang der archieven en het gewicht der
archiefonderzoekingen en -studiën, hoe meer men tevens overtuigd is
geworden, dat het niet aangaat, tot beheerders te benoemen personen
zonder wetenschappelijke opleiding. Dit beginsel, dat echter helaas nog
niet algemeen in de praktijk wordt gevolgd, is voor het archiefwezen van
zóó hoog belang, dat het in de wet dient te worden opgenomen. De