174
Op het voorbeeld van Gümbel (zie boven) handelt de heer Knöpfler,
archivaris van Arnberg i. O., over de poorterboeken van zijn archief. Het
zijn drie banden, waarin alle nieuwe burgers van 1425 tot 1868 zijn aan-
geteekend. Borgen komen eerst in 1456 voor. In den eersten band zijn
de burgereeden van het midden der vijftiende eeuw opgenomen, n.l. de
eed voor hen, die het poorterrecht koopen en de eed voor hen, die dat
niet behoeven te koopenverder ook de inwonerseed uit denzelfden tijd.
De nieuwe burger moest 3 gulden in goud en 18 penningen betalen en
zweren, dat hij niemands eigen was, voor den Raad te Arnberg recht
zou nemen .en binnen de eerste vier weken eigen rook te Arnberg zou
verwerven. Met twee borgen verklaarde hij in de eerste drie jaren niet
te zullen uittrekken en het burgerrecht opzeggen, op straffe van 5 pond
boete, tenware de Raad hem uitdrukkelijk toestond uit de stad te ver
trekken. Ten slotte moest hij trouw zweren aan paltzgraaf en stad.
Wie het poorterrecht niet behoefde te koopen had slechts te zweren trouw
en gehoorzaam te zullen zijn, recht te zullen zoeken voor het stadsgerecht
en binnen drie jaren de stad niet te zullen verlaten.
Annuario del R. Archivio di Stato in Milano
per l'anno 1917. Milano, Palazzo del Senato.
Het werk aan de summiere inventarissen is niet opgeschoten. Ook
de hoop om in 1916 de beschrijvende inventarissen van eenige be
paalde afdeelingen der Bestuursakten te zien gereed komen, heeft zich niet
verwezenlijkt. De tijd van den betrokken ambtenaar is voortdurend in
beslag genomen door onderzoekingen voor autoriteiten en particulieren.
Daarentegen is de beschrijving van de afdeeling Eeredienst (15e eeuw—
1802) beëindigd.
Bij het drukken van de regesten eener bloemlezing uit de documenten
van de kanselarij der Visconti ondervond de directeur veel tegenslag. De
voorgenomen afzonderlijke publicatie over de afdeeling Binnenlandsche
zaken zal nu samenvallen met die over Buitenlandsche zaken. Het gra
felijk archief-SFORZA is thans bijna geheel gereconstitueerd en afgescheiden
van het archief-Visconti. Ook het hertogelijk archief-SFORZA (na 1450) is
principieel uit het verband met andere afdeelingen losgemaakt en wordt
nu eveneens hersteld.
Als appendix is aan het verslag toegevoegd een rede van Prof.
Q. Vittani over de opleiding van den archivaris, uitgesproken bij den
aanvang van den cursus in archiefkunde, die in 1916, evenals in vorige
jaren, vanwege het Staatsarchief in Milaan gegeven is. Vijf stelsels noemt
de schrijver, welke bij de opleiding van wetenschappelijke archiefambtenaren
worden gevolgd1 de instelling van een speciale hoogere vakschool
2°. een bijzondere cursus, aan een archief verbonden, met ter aanvulling
175
gelijktijdige universitaire leergangen; 3°. de vereeniging van reeds
bestaande hoogere cursussen, tot verschillende faculteiten behoorend, met
een archief als practische leerschool, op welke regeling men een bijzonder
doctoraat als kroon kan denken; 4°. het eischen van het bezit van een
graad, analoog met een doctoraat in letteren of rechten^ en het houden
van een toelatingsexamen, met de verplichting om daarna een archief-
school te volgen; 5°. het genoegen nemen met algeineene doctor-titels
en toelatingsexamens na een zuiver practische en interne opleiding aan
een archief.
Het eerste systeem werd het«eerst in Frankrijk ingevoerd, waar voor de
toelating tot den dienst der nationale en departementale archieven een
diploma van archivaris-paleograaph geëischt wordt, afgegeven door de
Ecole des Chartes te Parijs. In navolging van het Fransche voorbeeld zijn
dergelijke scholen ook opgericht in Spanje, Portugal, Petrograd en Weenen.
Ook de Hoogere school voor paleographie te Florence doet denken aan
de Ecole des Chartes, zonder nochtans daarmede in nationale beteekenis
te kunnen wedijveren, daar aan die school geenerlei uitsluitend recht van
toelating tot de archief-carrière is toegekend.
Het tweede stelsel geldt sinds dertig jaar in Beieren. De candidaat
moet een hoogeren graad bezitten in de letteren of de rechten en een
stage van drie jaar doormaken aan het Staatsarchief te München, alsmede
eenige cursussen aan de Universiteit volgen. Het examen wordt ten slotte
afgenomen in het archief.
Het derde is in Pruisen in zwang sinds 1894, met veranderingen van
1897 J).
Italië volgt het vierde. Geëischt wordt de titel van doctor in de let
teren of de rechten of het diploma van de „Scuola Superiore" te Florence
het toelatingsexamen omvat nagenoeg alle kundigheden, die een archivaris
noodig heeft, en vervolgens moet nog gedurende twee jaar een bijzondere
archiefschool worden bezocht. Het Hongaarsche stelsel stemt hiermede
gedeeltelijk overeen.
Het laatste systeem is dat van België, Baden en Nederland. In België
moet volgens de wet van 1895 de candidaat bijzondere examens afleggen
in geschiedenis, middeleeuwsche en moderne staatsinstellingen, paleographie,
diplomatiek en eenige talen; de doctoren in de letteren (groep geschiedenis)
of in de rechten zijn vrijgesteld van de examens in geschiedenis of staats
instellingen. In de praktijk melden zich uitsluitend doctoren aan, meestal
in de letteren gepromoveerd. In Baden is sinds 1891 het bezit van een
hoogeren graad in de rechten of de letteren voldoendede rest wordt in het
archief zelf gedaan. Ook van de Nederlandsche toestanden blijkt de
De regeling is echter in 1917 opnieuw veranderd. Zie Archievenblad
1917/18, blz. 88.