140 2 dat ter secretarie van Zwolle van 1700 af doop- en tronwboeken werden aangelegd en bijgehouden, die dus in elk geval aan het burgerlijk bestuur toebehooren3°. dat de van den koster te Steenwijk afkomstige registers alle het eigendom waren van het burgerlijk bestuur en dat zij deel uitmaakten van het stadsarchief, al werden zij dan ook met goed vinden van de Magistraat elders bewaard; 4°. dat de Provinciale represen tanten van het volk van Overijsel reeds den 19en Mei 1795 aan de predikanten opdroegen, hunne trouwboeken aan de burgerlijke besturen over te geven, hetgeen de oorzaak kan zijn, dat in de bovengemelde brieven van den Onder-prefekt en den Prefekt d.d. 28 Mei en 1 Juni 1812 alléén over de verplaatsing van de doopboeken naar de Mairies gesproken wordt. P. BERENDS. De laatste archivaris van Ieperen. Het was in 1912, October, dat ik voor het eerst op het stadhuis te Ieperen kwam. Ik werd als archiefbezoeker uitgenoodigd een trap op te gaan en bevond mij, dit doende, spoedig voor een zware deur, die toe gang verleende tot dat deel der Hallen, waar het archief gehuisvest was. Toen ik mij hier door middel van een klopper gehoor verschaft had, werd spoedig open gedaan en voor mij stond de archivaris, eenig ambtenaar bij het rijke lepersche archief. Een man, wiens eerste jeugd voorbij was, wiens trekken van een niet gemakkelijk leven spraken, zeer voorkomend' niet direct al te toeschietelijk. Maar nauwelijks merkte de heer De Saoher^ dat het mij hooge ernst was met mijne onderzoekingen in zijn archief en dat ik mij ook reeds vooruit in zijn „Notice" op de hoogte had trachten te stellen van wat ik bij hem zou kunnen vinden, of hij werd de vriende lijkheid zelve, en aan zijne voorlichting dankte ik het toen, dat ik in den korten tijd, dien ik mij gesteld had, het werk af kon krijgen. Wij hadden drie dagen gewerkt „comme des nègres"', zooals de archivaris het ten slotte uitdrukte. Met De Saoher's hulp kreeg ik ook gedaan, dat de burgemeester van leperen, de heer R. Collard, er in toestemde, dat het overrijke materiaal, dat leperen mij bood, mij tot nader onderzoek naar het Alge meen Rijksarchief in Den Haag werd gezonden. Onder zijn geleide mocht ik de indrukwekkende Hallen bezichtigen, ook die gedeelten, waar be zoekers gewoonlijk niet toegelaten werden. En alle inlichtingen, die ik na mijn terugkeer in Den Haag nog vroeg, alle copieën, die ik te'leperen moest laten maken, werden mij met de grootst mogelijke bereidwilligheid bezorgd. Ik heb alle reden den heer De Saoher voor de hulp, mij voor mijne Resolutiën-uitgave verleend, ten hoogste dankbaar te zijn. Het ware mij lief geweest, indien hem voor dezen aan een regeeringsuitgave 141 geboden steun van regeeringswege een teeken van ingenomenheid ware verleend. Maar laat ik het hier dan toch zeggen bij mijne poging hiertoe vond ik niet de noodige medewerking. Welk diep ongelukkig lot het archief van Ieperen getroffen heeft, wij weten het reeds En het blijkt nu, dat de brand van het archief ook den archivaris zelf ten doode getroffen had. Zóó waren beide samengeweven. Het verheugt mij in staat te zijn over den „laatsten archivaris" van leperen hier een korte levensbeschrijving te kunnen mededeelen. Zij gewerd mij van de hand van iemand, die den overledene zeer na bestond, maar mij verzocht zijn naam te verzwijgen. Gaat het anderen als mij, dan zal men er den besten indruk, dien men zou wenschen, uit krijgen van het arbeid zame leven van Emile de Saoher en men zal er beter dan uit iets anders door leeren beseffen, wat in hem en zijn archief verloren is gegaan. Een omwerking of vertaling dezer eenvoudige mededeelingén, die zoo voor zich zelve spreken, zou aan den indruk er van niet dan schade doen. N. JAPIKSE. EMILE DE SAGHER, Archiviste de la Ville d'Ypres (18641917). Notes bio-bibliographiques. A) Curriculum vitae. Né a Ypres le 17 Septembre 1864. EducationCollége épiscopal d'Ypres. Université de Louvain. En 1885 devint secrétaire-paléographe de feu Arthur Merghelynck, archiviste des villes d'Ypres et de Furnes, un archéologue et généalogiste distingué, fondateur et propriétaire du Musée Merghelynck a Ypres et du Chateau de Beauvoorde a Wulveringhem. Succéda a ce dernier en qualité d'archiviste de la ville d'Ypres en février 1896. L'Association des Archivistes de Belgique l'élut son vice-président pour l'année 1914, le destinant a la présidence pour 1915. Inconsolable de la perte de ses archives et de ses riches notes histo- riques et généalogiques, prises au cours d'une carrière de trente ans, détruites lors du bombardement et de l'incendie des Halles d'Ypres le 22 Novembre 1914, le dernier archiviste d'Ypres mourut en exil a Cayeux s/M (France), succombant a une affection cardiaque, Ie 5 juillet 1917. Archievenblad 1916/17, blz. 120. De brand had plaats op 22 No vember. Het plan, om de archieven naar de gerestaureerde St. Maartenskerk over te brengen, waarvan in 1912 reeds sprake was, schijnt niet uitgevoerd te zijn.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1917 | | pagina 26