het Rijksarchief in Gelderland door beperkte openstelling van het post kantoor (1916). We zijn nu genaderd tot de belangen der ambtenaren. Ook zij leden schade door den oorlogstoestand. Achterwege bleef uitbreiding of bevorde ring van personeel aan de Rijksarchieven, met name aan het Algemeen Rijksarchief, aan het Rijksarchief in Overijsel, Zeeland, Utrecht, Drente en Limburg in het jaar 1915, terwijl op de staatsbegrooting 1916 geen gelden voor bevordering van ambtenaren werden uitgetrokken. Jhr. mr. Th. van Rheineck Leyssius en mej dr. S. W. A. Drossaers werden in 1915, toen aan het Algemeen Rijksarchief eene vacature was ontstaan, in plaats van tot commies tot adjunct-commies aangesteld wegens de tijds omstandigheden. Al leden de ambtenaren dus wel geen schade aan de ziel, ook het „slijk der aarde" kan grooten invloed oefenen op 'sinenschen geestestoestand De schade, geleden aan de stoffelijke welvaart der archiefgebouwen, staat in het teeken van den kolennood. Hierbij had vooral het Algemeen Rijksarchief met moeilijkheden te kampen. De brechcokes bleven uitde steenkolenmaatschappij voorheen J. Kemps verklaarde in 1915 zich wegens den oorlogstoestand en het tengevolge daarvan door Duitschland uitgevaardigde verbod van uitvoer buiten staat aan de verplichting, die zij op zich genomen had, te voldoen. De Rijksbouwkundige voor de gebouwen van onderwijs enz. adviseerde tot het stoken van anthraciet uit de staatsmijnen in Limburg te Heerlenmen volgde zijn raad op, de roosters werden door nauwere vervangen en men wachtte de anthraciet af. Deze kwam ook werkelijk, doch vergezeld door nieuwe misère, want de temperatuur in het gebouw kon men niet op de goede hoogte houden, waarschijnlijk omdat de Limburgsche anthraciet veel asch geeft. Bovendien bleken de nieuwe roosters niet bestand tegen het zware vuur van het anthraciet. Reikhalzend keek men dus uit naar de terugkeer der brech cokes! Doch 1916 en 1917 waren nog grimmiger en hardvochtiger dan hun gestorven broeder en vooral de laatste toonde in zijn prille jeugd eene koelheid, eene strenge koude en kilheid van karakter, gepaard gaande met schrielheid, vooral waar het brandstof betrof! In die dagen was het, dat het Algemeen Rijksarchief, vergeefs geworsteld hebbende tegen zulk een geduchten tyran, zich aan den onverlaat onderwierp. Het dacht niet meer aan zijn brechcokes of eene keuze tusschen deze en anthraciet, het dacht er slechts aan zijne vuren te dooven uit gebrek aan alle mogelijke soorten brandstof en sloot vier dagen in de week zijne deuren. En wel licht is het den overigen Rijksarchieven evenzoo gegaanhet nog te ver schijnen verslag over 1917 zal dat uitwijzen! Voorts is nog te vermelden, dat men in 1915 in -het Rijksarchief in Noord-Brabant het voor de archivalia zoo nadeelige zonlicht slechts voor een gering deel kon buitensluiten wegens de hooge prijzen der daartoe aan te schaffen gordijnen, terwijl in 1916 de tijdsomstandigheden geen omvangrijke maatregelen tot gebouwherstelling toelieten in het Rijksarchief in Zeeland. Wij komen nu tot de laatste rubriek: de veiligheidsmaatregelen ge nomen tegen het oorlogsgevaar in eigen land. In de vergadering van Rijksarchivarissen, gehouden in 1915, werd door den Algemeenen Rijksarchivaris aan de orde gesteld het treffen van maatregelen door archivarissen tot beveiliging van archieven gedurende oorlogstijd. De internationaal vastgestelde bepalingen tot zulk eene bevei liging werden voorgelezen en daarna werd door de vergadering het besluit genomen de aandacht der Regeering te vestigen op het treffen van be doelde maatregelen. 24 Juni 1915 richtte de Minister de vraag tot de Rijksarchivarissen, op welke wijze zij meenden in geval van nood de onder hun beheer ge plaatste archieven te beveiligen, en die vraag had tot gevolg het nemen der gewenschte maatregelen. Natuurlijk werd overal dadelijk gedacht aan beschikbare kelderruimten en na onderzoek bleek, dat in het Algemeen Rijksarchief eene groote kelderruimte beschikbaar was tot noodberging der archieven. In 1916 werd hier een schuur getimmerd in één der open gangen naast het ge bouw van het A. R. A., in verband met het eventueel niet-beschikbaar zijn der kelders ten gevolge van noodberging, terwijl tot eventueele spoedige noodberging 3 glijdplanken vervaardigd werden. Ook in de Rijksarchieven in Utrecht, Gelderland, Noord-Holland en Friesland was de toestand dien aangaande gunstig. In Utrecht werd tot eventueele noodberging de verbindingsmuur verbroken tusschen het berglokaal van het gemeentearchief en dat van het Rijksarchief. (1916). In Limburg ontving de Rijksarchivaris vergunning tot noodberging der archieven in de krochten der Onze Lieve Vrouwekerk; in Noord- Brabant hield de Rijksarchivaris zich, naar hij mededeelt, ernstig bezig met de vraag, hoe zijne archieven voor beschadiging of vernietiging te bewaren zijn, indien zijn depot bij eventueelen oorlogsnood binnen de vuurlinie mocht komen te liggen. De uitgebreidheid der archieven 3500 meter 300 M3., wegende 115.000 K.G.) maakt het bijna ondoenlijk deze massa eventueel in kelders daar ter stede, laat staan in het keldertje van het Rijksarchief aldaar, te bergen, terwijl vervoer buiten de stad ook niet uitvoerbaar bleek. Eventueel zullen daarom de archieven op den beganen grond tot een compacte massa worden opeengeschoven en die verdieping 132 133

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1917 | | pagina 22