110 akten, die uit een publiek archief worden geproduceerd, volgens het Oud- Hollandsch recht onder de publieke instrumenten worden gerangschikt en dientengevolge volkomen geloof verdienen. Men meende te weten, dat in Engeland eene bepaling bestaat, die aan stukken, welke later bij een ar chief gevoegd zijn, bewijskracht ontzegt. Een der leden meende, dat het tot ongewenscht oponthoud aanleiding kan geven, indien afschriften of uittreksels enkel kunnen verkregen worden op de wijze in het eerste lid van dit artikel bedoeld. Overlegging van een afschrift eener authenthieke akte kan in processen somtijds onmiddellijk noodig zijn. Artt. 8—10. In art. 8 wordt als regel gesteld, dat in het Rijksarchief zullen worden geborgen de archieven van besturen, wier rechten of func- tiën zich over het geheele Rijk hebben uitgestrekt of uitstrekken, terwij! art. 10 handelt over het overbrengen van andere archieven naar het Rijks archief. Sommige leden achtten deze wijze van regeling minder juist, om dat in het Rijksarchief ook geborgen behooren te worden de archieven van plaatselijke autoriteiten, die binnen hun gebied, doch afhankelijk van het centraal bestuur functioneerden. Men wenschte daarom den in art. 8 gestelden regel verruimd te zien en dan daarop uitzonderingen toe te laten voor gevallen, waarin de plaatselijke autoriteiten zoo zelfstandig waren, dat haar archief als een afgesloten geheel kan worden beschouwd. Zulk een archief kan dan in de provincie blijven. Voor het gemak van hen, die archieven hebben te raadplegen, is het wenschelijk in één archief bijeen te brengen, wat bij elkander behoort. Eenige leden wenschten opneming in het Rijksarchief verplicht te zien gesteld, indien die door waterschaps- en gemeentebesturen ten aanzien van hunne oude archieven wordt gevraagd. Men wees er op, dat bewaring in het Rijksarchief veel meer waarborg voor behoud en behoorlijke be handeling oplevert dan bewaring door waterschaps- of gemeentebesturen. Andere leden merkten op, dat verzoeken om overneming van archieven bij het Rijksarchief plegen ingewilligd te worden, maar meenden, dat het te ver zou gaan eene verplichting tot overneming op te leggen. Art. 12. Eenige leden zouden de zorg voor het provinciale archief liever aan een Rijksarchivaris of aan een aan dezen ondergeschikt ambte naar opgedragen zien .dan aan het college van Gedeputeerde Staten, welks leden daarvoor niet altijd de noodige geschiktheid bezitten. Anderen hadden tegen het artikel geen bezwaar. Zij herinnerden er aan, dat in de verschil lende provincies een archivaris of althans een afzonderlijk ambtenaar voor de archieven is aangesteld. 111 Art. 15. Naar het schijnt, is de bedoeling, dat de gemeentelijke archivarissen niet ondergeschikt zullen zijn aan de gemeentesecretarissen. Eenige leden meenden, dat de zorg voor het gemeentelijk archief op den duur niet zooveel tijd zal vorderen, dat de archivaris daarnevens niet nog andere werkzaamheden zou kunnen vervullen. Zij wenschten bepaald te zien, dat de archivaris, onder den gemeentesecretaris, ook belast kan worden met werkzaamheden, het niet naar eene gemeentelijke bewaarplaats overgebrachte, nieuwere archief betreffende. Eenige leden achtten het noodig, dat ten aanzien van de inrichting der archiefbewaarplaatsen hier en ook in art. 22 regelen werden gesteld. Anders zal voor behoorlijke bewaring der archieven voldoende waarborg gemist worden. Sommige leden wenschten bepaald te zien, dat het beheer der be waarplaats ook aan een raadslid of een wethouder kan worden opgedragen, met dien verstande, dat aan die opdracht geene bezoldiging zou zijn te verbinden. In Frankrijk is bepaald, dat de archivaris van het arrondissement lid van den arrondissementsraad mag zijn. Hier te lande is op enkele plaatsen, met name te Edam, een raadslid met de zorg voor het archief belast. In sommige gemeenten, o.a. te Rotterdam, Leiden en Utrecht, bestaat eene raadscommissie voor het gemeentearchief. Men gaf in overweging te bepalen, dat de gemeenteraad onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten eene commissie van bijstand voor het archief kan benoemen. De bedoeling is blijkbaar, dat het woord „dagteekenende" in den eersten regel van het artikel terugslaat op „gedeelte" en niet op „ge meentearchieven". Men gaf in overweging hier, en ook in art. 21, in plaats van „dagteekenende" te lezen „dat dagteekent". Gevraagd werd, of de bedoeling van het vierde lid is, dat een voor stel tot benoeming van een archivaris alleen van burgemeester en wet houders kan uitgaan. Artt. 16 en 23. Sommige leden verlangden bepaald te zien, dat van de naar eene bewaarplaats overgebrachte archieven inventarissen worden opgemaakt. Anders zal het voor Gedeputeerde Staten niet mogelijk zijn toezicht op de zorg voor de gemeentearchieven uit te oefenen. Art. 18. Gevraagd werd, hoe moet blijken, dat burgemeester en wethouders „bij voortduring" niet aan hunne verplichting voldoen. Men gaf in overweging deze beide woorden te schrappen en een termijn te stellen. Artt. 20, 21, 22, 23, 25. De waterstaatswetgeving maakt onderscheid tusschen de besturen en de dagelijksche besturen der waterschappen enz. (Zie art. 15 der wet van 10 November 1900, Staatsblad no. 176.) In

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1917 | | pagina 11