44
Rijksarchivarissen van 5 Junie 1917 is besloten, de Minister van Binnen
landse zaken te verzoeken, de nodige maatregelen te nemen of uit te
lokken voor de overbrenging van de oude doop-, trouw- en begraafboeken
van voor de invoering van de burgerlike stand naar de Rijksarchiefd p t s
en de er voor in aanmerking komende gemeentelike archiefdépöts.
Het is te verwachten en te hopen, dat eerlang deze belangrijke, maar
verwaarloosde archiefstukken, hetzij ze zich in de gemeentearchieven
bevinden, hetzij ze nog in de kerkarchieven zijn achtergebleven, eindelik
in de veilige haven van de rijksarchiefgebouwen of de gemeentearchief-
gebouwen, die aan de gestelde eisen voldoen, zullen aanlanden.
PETER VAN MEURS.
Het archief van Prinsenhage In het oud-archief dezer ge
meente berust een stuk waaruit blijkt door welk gevaar het eens bedreigd
is. Het luidt aldus
Aan de Edele Wel Achtbare Heeren Praesident en
Scheepenen der stad Breda, als gedelegueerde
Rechteren in zaaken Lands gemeene middelen
concerneerende.
Vertoond met verschuldigde eerbied George Ulbo van Schwarem,
secretaris der dorpe en heerlijkheid de Hage, barronnie van Breda, dat
op den twee en twintigsten October des jaars 1789 ter secretarije van
de Hage door Hubertus Peeberg en Jacobus Pistorius als pagters van
's Lands impost op het gemaal en hooftgeld over de Hage voor den
termijn, ingegaan den eersten October 1789 en expireerende ultimo
September 1790, is gedepositeerd geworden en dienvolgens aan het officie
overgegeeven een zak met boekwijtemeel, een dito met roggemeel, welke
sakken behoorlijk versegeld zijn geworden.
Dat op den 26sten Meij 1790 door den dienaar van de Roode Roede
der stad Breda Andries van den Nieuwenhuyzen almeede ter secretarije
voornt. zijn gebragt een zak, waarin twee heele en vier halve roggebrooden,
een dito, waarin twee heele roggebrooden, een dito, waarin twee heele
en vier halve roggebrooden, seggende hij Andries van den Nieuwenhuyzen,
dat den pagter Peeberg hem uit naam van den HoogEd.Gestrengen Heere
Drossaard gesegt hadde, dezelve op secretarije alhier ter bewaaring te
moeten brengen, en welke sakken almeede behoorlijk zijn verzegeld
geworden.
Dat den remonstrant al van tijd tot tijd gehoopt hadde, dat voorn,
zakken van de secretarije gehaalt zoude zijn geworden, dog tevergeefs;
dat voorn, meel en brooden al die tijd geleegen hebbende, het niet anders
45
kan zijn, als dat dezelve bedorven zijn en een benauwde reuk veroorzaake,
dewelke thans zoo verre gaat, dat het op de secretarije voornt. niet meer
te blijven is; ja het te vreezen is, dat dezelve, bijaldien voornt. goederen
daar langer blijven, door de stank geheel onbruykbaar zal worden en dat
alles zal geinfecteerd worden en het ongedierte mogelijk zoo verre de
overhand zal neemen, dat het eijndelijk aan papieren en registers schade
zal doen tot merkelijk ongerieff van deeze gemeentewaaromme den
remonstrant zig is keerende tot U Ed. Wel Achtbare, verzoekende, dat U
Ed. Wel Achtbare de nodige voorzieninge gelieve te doen, dat voorn,
zakken met meel en brooden van de secretarije hoe eerder hoe beeter
moge worden weggedaan, en daartoe de noodige authorisatie gelieve te
verleenen.
Twelk doende etc.
{get.) G. U. van Schwarem.
In margine staat
Praesident en Scheepenen der stad Breda, als gedelegueerde regters
in zaaken, de 's Lands gemeene middelen concerneerende, gesien en ge-
leesen de neevenstaende requeste, alsmeede gehoord de pagters Peebergh
en Pistorius ende daarover weesende gedelibereerd, permitteeren aan den
suppliant, om het ter secretarije door de pagters in bewaaring gebragt
meel en brood, ter requeste gemeld, voorsooverre het nog bruikbaar is,
aan den Armen van de Hage over te geeven en het bedorvene onder de
aarde te delven.
Actum in collegio den 8e Augustus 1791.
Mij present,
(get.) J. Middelaer,
Subst. griffier.
J. P. W. A. SMIT.
Boekbespreking.
Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven XXXVII en XXXVIII
(1914 en 1915). 's Gravenhage, Landsdrukkerij. 1915 en 1916.
Toen de Redacteur mij uitnoodigde van de boven genoemde bundels
der verslagen in dit Tijdschrift een bespreking te geven, heb ik wel
eenigen tijd geaarzeld daarop een toestemmend antwoord te geven.
Wat, zoo heb ik mij afgevraagd, wordt eigenlijk bedoeld?
Het kan niet zijn een korte opsomming van wat er in vermeld staat
met betrekking tot het Algemeen Rijksarchief in den Haag in de eerste
plaats en vervolgens de archieven in de onderscheiden provincies. Dit
zou, wilde het stuk niet volmaakt onleesbaar worden, onmogelijk zijn, en