84 a. directeur5000.— b. onderdirecteur3450.— c. adjunct-commies1300. 9750 Art. 225. Uitgaven en subsidiën voor ondernemingen van wetenschap en kunst en hare aanmoediging 150331 Art. 226. Jaarwedde van den directeur van het Neder- landsch Instituut voor geschiedkundig en kunsthistorisch onder zoek te Rome4000 Memorie van toelichting. Vde Hoofdstuk, Vide Afdeeling Kunsten en Wetenschappen. Art. 225. Te herstellen posten. Subsidie Nederlandsch Economisch-Historisch Archief f 1750 Deze post is eveneens uitvoerig toegelicht in bovenbedoelde Memorie 2) (blz. 58/59). In overleg met den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is besloten het subsidie voor 1918 weder aan te vragen. De ver- eeniging verdient dit ten volle; zij is steeds doorgegaan met de uitbreiding harer verzamelingen en haar ledental is stijgende. In het Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer omtrent het vijfde Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1918 komt het volgende voor: Papiergebruik. Art. 31. Deze post gaf eenigen leden aanleiding hun instemming te betuigen met de missive van den Minister van 1 October j.l. ter bevor dering van het gebruik van deugdelijk, duurzaam papier voor de registers van den Burgerlijken stand. Gaarne zouden zij zien onderzocht, of niet voor andere belangrijke bescheiden eveneens het gebruik van degelijk papier moet worden voorgeschreven. Men wees er op, dat het gebruik van de schrijfmachine geen aanbeveling verdient voor belangrijke minuten, wijl dit schrift spoedig verbleekt en onleesbaar wordt. Men verzoekt den Minister maatregelen te nemen ter verzorging van de hierbij betrokken belangen. Archieven. Verscheidene leden hadden met voldoening de indiening van het ontwerp eener Archiefwet begroet. In verband met de daarin neergelegde Zie de Memorie van Toelichting. -) De Memorie van Toelichting van de begrooting voor het dienstjaar 1917. 85 beginselen verzochten sommige leden den Minister, zijne medewerking niet langer te verleenen ter Koninklijke goedkeuring van rechten voor het inzien van in de gemeentearchieven geborgen registers, gelijk thans te Amsterdam en elders worden geheven. Men vroeg of deze en dergelijke belastingen waren tot stand gebracht met inachtneming van art. 238 der Gemeentewet. Voorts vestigden eenige leden de aandacht op de door de wet van 30 December 1904 Staatsblad no. 283) in de Notariswet gebrachte be paling (art. 69a), dat na 16 October 1917 de notarieele archieven dag- teekenend van vóór 16 October 1842 kunnen worden overgebracht naar de Rijksarchiefdepots. Men vroeg of de Minister bereid is deze over brenging te bevorderen en voor zoover deze nog niet heeft plaats gehad er bij zijn ambtgenoot van Justitie op aan te dringen, dat het in art. 42 al. 2 van genoemde wet bedoelde verlof wordt verleend voor weten schappelijk onderzoek. In de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer omtrent het vijfde hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1918 komt het volgende voor: Papiergebruik. Art. 31Het was ondergeteekende aangenaam te vernemen, dat de genomen maatregel ter bevordering van het gebruik van deugdelijk, duurzaam papier voor de registers van den Burgerlijken stand instemming heeft mogen ontmoeten. Thans zijn eveneens maatregelen getroffen, om ook voor andere belangrijke stukken, zooals bescheiden voor archieven, bepaalde registers enz., welke gedurende langen tijd dienen te worden bewaard, eene duur zame papiersoort aan te wenden, terwijl bovendien aan de betrokken autoriteiten is verzocht, om in het vervolg voor belangrijke minuten geen schrijfmachine te gebruiken. Archieven. De ondergeteekende vernam met voldoening, dat de indiening van het ontwerp eener Archiefwet met instemming is begroet. Wat betreft de rechten, die te Amsterdam en elders worden geheven voor het inzien van in de gemeente-archieven geborgen registers, kan worden medegedeeld, dat deze en dergelijke belastingen met inachtneming van art. 238 der Gemeentewet zijn tot stand gekomen. De vraag, of daaraan voor het vervolg de Koninklijke goedkeuring dient te worden onthouden, komt eerst aan de orde, wanneer bovenbedoeld wetsontwerp tot wet zal zijn verheven. De ondergeteekende is niet in gebreke gebleven zijn aandacht te wijden aan de bepaling van art. 69a der Wet op het Notarisambt, die de gelegenheid opent, na 16 October 1917 de notarieele archieven, dagteeke- nende van vóór 16 October 1848, naar de Rijksarchiefdepöts over te

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1917 | | pagina 23