78 ling bestond een inventaris. Omvangrijke serieën, die buiten de inven tarisatie gehouden waren, werden summier beschreven en zoo had men in 1685 althans een globaal overzicht van den inhoud der verschillende kasten. In 1700 werd de bijwerking van den eersten inventaris ter hand genomen, die dikwijls neerkwam op een geheel nieuwe beschrijving. Een ingrijpende verbetering was te danken aan den burgemeester Grupen, die leefde van 1692 tot 1767. Hij liet de registers en notulen inbinden, scheidde het oude van het nieuwe archief, vormde nieuwe groepen voor de akten en gaf praktische wenken voor de ordening, welke zijn broeder, Dietrich Grupen, uitvoerde. Voor de oorkonden was een kast met 151 schuifladen beschikbaar en destukken betreffende bepaalde zaken, die aangaande een zeker altaar, ontzegbrieven, zoenbrieven enz lagen in de laden bij elkander. De indeeling, door Grupen gevolgd, is de grond slag gebleven voor alle latere ordeningen en beschrijvingen. Toen de stad in 1862 het paleis van den opper-hofmaarschalk Wanoen- heim als raadhuis inrichtte, werd ook het archief daarheen overgebracht, doch kwam in een vochtig keldergewelf terecht zonder dat er verder veel notitie van genomen werd. Eerst in 1889 werd het archief evenals de stedelijke bibliotheek ondergebracht in het nieuwgebouwde Kestner-museum. Sindsdien is de tijdgrens van het oudarchief voor de losse stukken het jaar 1815, voor de registers het jaar 1848. De tegenwoordige archivaris Jürqens heeft den inhoud van het archief aangevuld en volledig geordend. Hij heeft de oorkonden van de overige akten gescheiden en de groepen- indeeling voor de eerstgenoemde stukken laten vervallen, zoodat de oor konden nu tot één chronologische reeks verzameld zijn. Het aantal groepen voor de akten is zoodanig vermeerderd, dat de aanwinsten thans gemakke lijk ingevoegd kunnen worden. Behalve de hoofdafdeeling der akten bestaan er nog 18 andere, waarvan de stadboeken, registers, oorkonden, brieven, stadplans en afbeeldingen de voornaamste zijn. A. M. v. E. De Raad van State nevens Matthias (1578-1581) door Dr. J. C. H. de Pater. Het doel van den schrijver van dit proefschrift is geweest een uiteen zetting te geven van het tot stand komen der Centrale Regeering in 1577 en haar werkzaamheid naast de Staten-Generaal in de periode 1578-1581. De bronnen, waarvan hij gebruik gemaakt heeft, zijn de Resolutiën der Staten-Generaal, uitgegeven door Dr. N. Japikse, en onuitgegeven bronnen te Den Haag en Brussel. Binnen de zelf gekozen grenzen heeft de schrijver goed werk verricht. Het blijkt echter niet, dat de vraag bij hem gerezen is, of de archieven van besturen van lageren rang soms iets be treffende zijn onderwerp konden bevatten. Van den Raad van Financiën, 79 dien hij mede beschouwd heeft, wordt blz. 126 opgemerkt: „En ook over die (rekenkamer) in Utrecht zal hun macht niet groot geweest zijn". Dit nu had hij kunnen onderzoeken. In „De rekeningen en andere stukken in 1607 uit de Hollandsche rekenkamer naar de Zeeuwsche overgebracht" door Mr. R. Fruin, vindt men onder Inv. nr. 1786 met bijbehoorende regesten aanwijzingen, dat de Centrale regeering niet buiten de maatregelen tot herstel van de gevolgen van den voorafgeganen oorlog in de noordelijke provinciën gebleven is. Er is zeker meer van dien aard te vinden en het ware van belang, om uit Noordnederlandsche bronnen het terugwijken van de gemeen-Nederlandsche regeering aan te toonen. De opvattingen over onze oudere vaderlandsche ge schiedenis bij de Hollandsche historici der XVI e en XVIIe eeuw, door Dr. H. Kampinga. Op de eerste en op de laatste bladzijde van dit werk vinden wij den naam van Ed. Fueter, den schrijver eener „Geschichte der neueren Historiographie", 1911, waarvan ook met zijne medewerking eene Fransche vertaling door Jeanmaire verschenen is. De heer Kampinoa heeft de leemte in dit boek, dat met de Nederlandsche geschiedschrijvers en hunne opvattingen ternauwernood eenige rekening houdt, voor een gedeelte op voortreffelijke wijze aangevuld. Voor een gedeelte, immers zijn Zwitsersch voorbeeld gaat verder dan de 17de eeuw, en ook is de kring, dien hij bespreekt, plaatselijk beperkt. De „Hollandsche" historici hebben ook Zeeuwen mogen wezen of van elders naar Holland gekomen geleerden, maar Emmius viel als Fries buiten zijn kader (bl. 25). De lijst van de bestudeerde schrijvers is ook nu reeds lang geweest en hunne beteekenis ten deele van dien aard, dat zij aan de spits van de Europeesche historici hadden moeten gesteld worden, wanneer deze slechts van hunne werken kennis hadden willen nemen. Dr. Kampinga constateert, dat de gebroeders De la Court en hun geestverwant Uytenhage de Mist, behalve op economisch, ook op historisch gebied in helderheid van inzicht boven hun tijdgenooten uitstaken, en dat in hen eene richting haar ver tegenwoordiging vindt, die eerst in de achttiende eeuw algemeen verbreid is geworden door buitenlanders als Voltaire, Hume, Robertson. Lijst der negatieven in het photographisch atelier der Universiteitsbibliotheek te Utrecht. I. Handschriften en oorkonden. In 1907 is in het nieuwe gebouw der Utrechtsche Uni versiteitsbibliotheek een volledig photographisch atelier ingericht, en ten dienste van het publiek gesteld, voorzoover het de reproductie van stukken voor wetenschappelijke doeleinden betreft. Het was de bedoeling om photographieën van zeldzame en kostbare handschriften en boeken in eigen inrichting te kunnen vervaardigen, enin de eerste plaats met het oog

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1917 | | pagina 20