76 Daarmede was nog niet bereikt, dat Zeeland nu ook in de Staten- Generaal als een afzonderlijk gewest beschouwd werd, maar het was toch een stap in die richting. Het gaf den Zeeuwen een moreele versterking. Zij hebben wel een enkele maal triomf gekraaid maar over het geheel toch geen opzien willen baren, zoodat niemand hun voortschrijden op den weg naar de zelfstandigheid te rechter tijd heeft kunnen belemmeren. Een van hunne moeilijkheden was, dat zij te voren niet in het bezit gesteld waren van vele onmisbare stukken, die immers Holland en Zeeland" in Holland ontving, en dat zij, wanneer zij die rechtstreeks opvroegen, allicht te veel de aandacht zouden trekken. Zoo vroegen zij aan Van den Warcke het afschrift van de commissie, krachtens welke hij te Antwerpen voor Holland en Zeeland werkzaam was 2), en later aan Vosbergen het afschrift van de zijne als lid van de deputatie der Nadere Unie Van lieverlede begon men Zeeland voor vol aan te zien en toen was de gemeenschap pelijke deputatie van Holland en Zeeland overbodig Het provincialisme van Zeeland lijkt in de beschreven ontwikkeling een sloopende factor, niet slechts een belemmerende, zooals in de beschouwing van Dr. Japikse op biz. XIII XIV zijner inleiding. De opbouwende arbeid, dien de Zeeuwen verricht hebben, komt bovendien in deze publicatie niet tot zijn recht. Moet dus de geschiedenis van de Staten-Generaal aangevuld worden door die van de Unies en gewesten, het omgekeerde is ook waar. Wie zich met de geschiedenis der organisatie van een gewest tijdens de Repu bliek bezig houdt, en dat behoort ieder te doen, die een provinciaal archief heeft te ordenen, zal herhaaldelijk naar de uitgave van Dr. Japikse grijpen en zich verheugen over de verschijning van elk deel dezer belangrijke serie. Moge zij met den spoed, waarmede begonnen is, worden voortgezet. K. HEERINGA. Literatuurkroniek. Deutsche Geschichtsblatter. Monatsschrift für Erforschung deutscher Vergangenheit auf landesgeschichtlicher Grundlage. 18. Band. 5./6. Heft. Mai/Juni 1917. Friedrich Andreas Perthes A.-G. Gotha. De redacteur Dr. Tille bespreekt een opstel van den stadsarchivaris O. Jürgens, getiteld: Das Stadtarchiv in Hannover, verschenen in: Han- noversche Geschichtsblatter 1916. Aan die bespreking is het volgende ontleend. Na een inleidende beschouwing over de oudere stads- 1) Notulen Zeeland, Boek van Resolution, 1578—1579, blz. 181. 2) Aldaar, blz. 297. 3) Aldaar, blz. 362. Andere vragen, blz. 254. Res. Holland, 30 September 1579, 22, 26 Januari 1580, Boek van Reso lution, blz. 616, 631, 557. 77 instellingen van Hannover worden de stadboeken en registers beschreven. Voorop gaat een afschrift van 1301 van de stedelijke oorkonden, dan volgt een poorterboek, beginnend met het jaar 1303, waarin men ook stadsrechtelijke bepalingen heeft opgenomen. Uit 1366 stamt een nieuwe verzameling van oorkonden, aangevuld met stedelijke keuren. Verloren gegaan is het register van plechten (in 1303 genoemd) en dat van trans porten (in 1352 genoemd). Een opvolger van het laatste, met 1428 aan vangend en waarin ook grondlasten zijn opgeteekend, bleef bewaard. Het in 1358 aangelegde protokolboek (het „Roode boek"), dat allerlei rechts handelingen der poorters bevat, is van bijzonder belang, omdat de inleiding daarvan uitdrukkelijk vermeldt, dat de inschrijvingen dezelfde waarde hebben als bezegelde oorkonden. Sedert 1432 bestaat een doorloopende serie protokolboeken van den Raad en overigens zijn de afschriften van afge zonden brievenlijsten van raadsheeren („ambtsboeken") en stedelijke ambtenaren, alsmede afschriften van belangrijke oorkonden en andere stukken in bijzondere deelen en banden vereenigd. Hierbij komen nog de registers van comptabelen aard, de rekeningen met de bijbehoorende registers, en al deze deelen vormden met de oorkonden reeds omstreeks 1450 een omvangrijk archief, dat zeker in het nieuwe raadhuis, in 1439 begonnen, een zeer behoorlijk onderkomen vond, ofschoon ieder bureau, zooals b.v. de financiekamer, zijn eigen stukken onder zich hield, die dus als „registratuur" in den modernen zin behandeld werden. De kern van het archief bestaat, zooals meestal, uit de stedelijke pri vileges en andere oorkonden, voornamelijk eigendomstitels, en van zorg daarvoor getuigt het oudste archiefbericht, een post van uitgaaf, groot 24 schellingen „vor eine schipkisten, dar men des rades breve inne vorwaren schal." In 1505 werd de oudst bewaaide inventaris opgemaakt. Met de archiefordening volgens een vast plan begon men eerst in 1660 en daar elk der vier afdeelingen aan een onderdeel van het archief gewijd is, blijkt nauwkeurig, welke stukken in de kamer van financie, welke in de griffie, welke in de oude financiekamer en welke in de groote raads zaal bewaard werden. In de practijk was het echter onmogelijk om orde te houden, daar de raadsheeren dikwijls groote hoeveelheden stukken onder zich hielden. Bij den dood van een der burgemeesters in 1683 vond men niet minder dan 465 archiefstukken van de stad in zijn boedel. Daar noch de formeel gelijksoortige stukken in den inventaris bij elkaar stonden, noch een indeeling volgens materieele ciiteriums was gevolgd, moest men telkens den heelen inventaris doorzien om een bepaald stuk te kunnen vinden. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, stelde de raad in 1677 een archivariaat (als bijbetrekking) in. Omstreeks 1683 was er reeds veel verbeterdde voornaamste archiefstukken waren toen in 74 afdeelingen gesplitst volgens zakelijke en praktische gezichtspunten en voor elke afdee-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1917 | | pagina 19