72 in zooverre zij daartoe geroepen worden, èn voor de verklaring van het hedendaagsch recht, in zooverre dit oud-germaansche beginselen in zich heeft opgenomen, of de streng Romeinsche gedeeltelijk heeft gewijzigd onder den invloed van het oud-germaansch en van het kanoniek recht. Door dit college zullen tevens, meer dan nu, voor de a.s. juristen de oogen geopend worden voor de beteekenis van, en zal de belangstelling gewekt worden voor de diepere wetenschappelijke studie van het O. V., oud- germaansch en kanoniek recht, en zoo zullen zij, die zich daartoe geroepen gevoelen, van zelf den weg vinden tot het zuiver wetenschappelijke, vrije college. Desnoods splitse men de leerstoel, indien de taak aldus voor één persoon te omvangrijk wordt, gelijk o.a. tijdens mijn verblijf aan de hooge- schoolte Heidelberg, in 1889, geschiedde, doch men offere bij het hooger onderwijs de wetenschappelijke behandeling niet te veel op aan de be perkte eischen van de praktijk. J. C. OVERVOORDE. (Op verlangen van den schrijver overgedrukt uit het Weekblad van het Recht, 26 September 1917). Resolutiën der Staten-Generaal van 1576 tot 1609, bewerkt door Dr. N. Japikse (Rijks-Geschiedkundige Publicatiën 33). 's-Gravenhage Martinus Nijhoff, 1917. Met bekwamen spoed is het eerste deel van de Resolutiën der Staten- Generaal zie den vorigen jaargang van ons orgaan, blz. 63 door het tweede gevolgd. De omvang van dit deel is grooter dan die van het eerste, maar van de jaren 1576 77 is het eerste geen volledig jaar, slechts een tijdvak van honderd dagen, en dus beslaat het tijdvak 15781579 in verhouding toch minder ruimte dan het voorgaandedaar voorts van de 787 bladzijden tekst het jaar 1579 slechts 276 eischt, kunnen we de verwachting deelen van den bewerker, dat het twaalfde deel ons tot 1609 brengen zal. In de indeeling van de stof zijn enkele veranderingen gekomen. De hoofdstukken zijn nu: I. De vergadering der Staten-Generaal; II. Oorlog; III. Betrekkingen met Spanje, VredesonderhandelingenIV. Buitenland- sche betrekkingen a. Frankrijkb. Engeland c. Schotland d. Duitschland, over 1578 onderverdeeld in: Keizer en Rijksdag, Duitsche Staten, Luik; e. Portugal; Polen (over 1579: Denemarken); VI. Middelen van aanval en verweer; VI. Geldmiddelen: a. Leeningen; b. Petitiën en generale mid delen over 1579 zijn deze onderafdeelingen samengevoegd; c. Buiten gewone inkomsten; VIL Centrale regeering; VIII. Unie; IX. Bemoeiingen met gewesten en steden X. Kerkelijke zakenXI. Handel en Nijverheid XII. Munt; XIII. Het huis van Oranje deze rubriek ontbreekt over 1579; XIV. Personalia; XV. Varia. 73 Het doel van de indeeling, om den gebruiker der uitgave het naslaan der resolutiën over een bepaald onderwerp gemakkelijk te maken en hem den tekst beter te doen begrijpen, wordt zonder twijfel grootendeels bereikt. Grootendeels, maar niet geheel, want voor verschillende onderwerpen van studie zal men meer dan eene afdeeling moeten gebruiken, zoodat men de in aanmerking komende resolutiën dan zelf in chronologische orde heeft te stellen. Maar de uitgave van Dr. Japikse heeft toch groote voordeden boven die, welke eene strikt chronologische zoude hebben. Evenals in het eerste deel heeft Dr. Japikse in zeer ruime mate gebruik gemaakt van inkomende en uitgaande stukken, waardoor met den omvang ook de waarde van deze uitgave is vergroot. Hij documenteert alleen de centrale regeering, waarvan de beteekenis afgenomen is naar mate meer zaken aan de Nadere Unie zijn getrokken daar we geene uitgave van de resolutiën van deze Unie met soortgelijke bijlagen als Dr. Japikse opgenomen heeft, tot onze beschikking hebben zien we hier tal van zaken eenzijdig belicht. In mijne aankondiging van deel I heb ik gewezen op de noodzakelijkheid om daarnaast eene grondige stadie te maken van den Hollandsch-Zeeuwschen staathier kan ik hetzelfde zeggen omtrent de Nadere Unie. Mijne eigen onderzoekingen hebben mij voor verschillende vraagstukken geplaatst, die ook Dr. Japikse heeft aange raakt, maar aan een anderen kant, en zoo treft het mij dat zijne beschou wing hier en daar onvolledig en daardoor onjuist is. Wel ben ik het eens met hetgeen hij op biz. XXIII van zijne inleiding gezegd heeft over het groote nut dat een niet aan de oppervlakte blijvende studie over de geld middelen der Generaliteit zou hebben - of ze nu broodnoodig is, Iaat ik m dezen tijd van voedselschaarschte daar - omdat ik ondervonden heb dat de finantieele bescheiden een solieden grondslag opleveren, waarop men kan voortgaan, wanneer men de wording van het Noord-Nederlandsche staatsgebouw wil bestudeeren. Want ondanks den arbeid van P. L. Muller en anderen is nog veel onopgehelderd, gelijk Dr. Japikse mede (blz XII en vlg.) betoogt. Ik veroorloof mij bij de inleiding van Dr. Japikse enkele opmerkingen e maKen, welke tot aanvulling en tot aanwijzing voor verder onderzoek unnen dienen. Eerst herhaal ik, dat eene kennismaking met den Hollandsch- Zeeuwschen staat volstrekt noodig is. Deze omvatte, toen de Pacificatie V3Ï i w? Psl0ten werd' het grootste deel van Holland, van Zeeland enkel Walcheren, voorts een klein stuk van Gelderland. In de officieele stukken treft men uitdrukkingen als: „de Staten en steden van Holland en Zeeland, staatsgewijs vergaderd met die van Bommel en Buren", de Staten en steden van Holland, Zeeland, Bommel en Buren met hun ge associeerden". Het is duidelijk, dat een dergelijke omslachtige uitdrukking m de spreektaal vermeden is; ik ben overtuigd, dat het gebied van Oranje

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1917 | | pagina 17