158 aan de tijdperken van scheiding in onze Kerk. Daarmede zou bij de op name van oud-archieven en het laten ter plaatse van nieuw-archieven rekening kunnen gehouden worden. Aan de bewaring der oud-archieven wordt in den regel weinig zorg besteed. De oude documenten verkeeren veelal in een treurigen toestand van verwaarloozing. Zal er kostelijk materiaal voor de geschiedenis van onze Kerk niet verloren gaan, dan dienen er afdoende maatregelen tot behoud genomen te worden, als hoedanig de commissie de door haar voorgestelde regeling beschouwt. Dat het art. 9 aan de Algemeene Synodale Commissie opgedragene door haar aan den te benoemen archivaris kan worden toevertrouwd, behoeft geen betoog. Het in bewaring geven van kerkelijk eigendom aan openbare instel lingen moet als noodmaatregel beschouwd worden. De Kerk is verplicht hare eigendommen zelf te bewaren, ten 'einde ze voortdurend onder haar bereik en het gebruik daarvan geheel in hare macht te hebben. D. Eilerts de Haan. S. D. van Veen. O. A. Hulsebos. Uwe commissie, geroepen om over dit Reglement met de daaruit voortvloeiende Reglementswijzigingen rapport uit te brengen, vangt dit rapport gaarne aan met een woord van hulde aan den arbeid der com missie, die dit Reglement op uitnoodiging der Synode op de synodale tafel heeft gelegd. Waar deze commissie blijkens het begin der toelichting, uitgegaan is van de veronderstelling, dat eene afdoende regeling van de zaak der archieven gewensch.t werd, heeft zij in het Reglement een geheel van eischen verwerkt, wier voldoening latere uitbreiding onnoodig zal maken, en zij heeft dit gedaan op eene wijze, die allen lof verdient. Het Reglement zit uitnemend in elkaar, de daardoor noodig geworden regle mentswijzigingen zijn, voor zoover Uwe commissie kan zien, volledig aangewezen en de Memorie van toelichting laat aan duidelijkheid niets te wensc.hen over. Toch acht Uwe commissie zich verplicht op enkele punten Uwe aan dacht te vestigen. De grondgedachte van het Reglement is deze, dat de Kerk zelve hare archieven moet bewaren, zelve daarvoor verantwoordelijk moet zijn, en deze grondgedachte is belichaamd in art. 10 van het Reglement, dat zich richt tegen het in bruikleen geven aan niet-kerkelijke archieven of biblio theken van kerkelijke archieven, en dit alleen tijdelijk toestaat krachtens dispensatie der Algemeene Synodale Commissie. Theoretisch is tegen dien 159 eisch, naar het oordeel Uwer commissie, niets in te brengen, maar prac- tisch zal dit der Kerk op zeer hooge uitgaven te staan komen. Hier zij gewezen op de mededeeling, voorkomende op bl. 8 van het verslag over den Staat van het Hooger Onderwijs, dat het gedeelte der kerkelijke bibliotheek te Utrecht, bekend als Afdeeling I, aan de bibliotheek der rijksuniversiteit in bruikleen is afgestaan, evenals zulks reeds vroeger met Afdeeling II was geschied. Waar nu in art. 1 de archieven der kerkelijke hoogleeraren genoemd worden, zal de Kerk in de drie univer siteitssteden hebben te zorgen voor behoorlijke bewaarplaatsen voor archief en bibliotheek, daar deze natuurlijk ter beschikking zoo der hoogleeraren als der studenten moeten blijven. Ook zal gezorgd dienen te worden voor zoodanige bewaarplaatsen in de provinciale hoofdsteden. Kan men nog aan de Classicale Besturen de verplichting opleggen, zich voor de raadpleging van hun archief te begeven naar de provinciale hoofdplaats, aan de Provinciale Kerkbesturen en aan de Classicale Besturen den eisch te stellen zich daartoe naar het synodaal archief in Den Haag te begeven, is eenvoudig onmogelijk, al zou het zeker met het oog op de kosten aanbeveling verdienen, dat alles in één, naar de eischen des tijds ingericht, kerkelijk archief-gebouw werd ondergebracht. In art. 3 al. 2 wordt gesproken van den kerkdijken archivaris, krachtens de voorgestelde nieuwe alinea van art. 57 Algemeen Reglement door de Synode te benoemen. De commissie wijst hierop en terecht in de Memorie van toelichting, bl. 5, al 3maar Uwe vergadering zij het herinnerd, dat zoodanige kerkelijke archivaris heel iemand anders zal zijn, bovenal wat de kosten betreft, dan het zeer gewaardeerd oud-lid van de Synode en van de Synodale Commissie, dat thans voor de kerkelijke archieven zooveel, en zulks op zoo belanglooze wijze, doet. Zijn enkele leden der rapporteerende commissie bevreesd, dat in afzienbaren tijd, door de ordening van vele kerkeraads-archieven, het den nieuwen titularis aan werk zal ontbreken, andere meenen, dat het voor gestelde Reglement voor meer dan een menschenleven arbeid in het voor uitzicht stelt. In art. 5 wordt gehandeld over de scheiding tusschen oud- en nieuw- archief en de Memorie van toelichting verduidelijkt in de laatste alinea op bl. 5 de bedoeling van dit artikelmogelijke bezwaren in dezen zullen naar het oordeel der commissie met eenigen goeden wil wel uit den weg geruimd kunnen wordenart. 6 echter verplicht, naar het oordeel der commissie, tot het hebben van behoorlijke bewaarplaatsen voor de oud archieven der kerkeraden in de classicale hoofdplaats, eene bepaling, die meer kostbaar zal blijken te zijn, zooals Uwe commissie reeds memoreerde. Uwe commissie meent ook nog te moeten opmerken, dat er geen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1916 | | pagina 8