148 „private archieven" hecht. Ware het daarom niet eenvoudiger en duide lijker in plaats der woorden, die men schrappen wil, andere te stellen, die de bedoeling der beide heeren onomwonden uitdrukken, b.v. „behalve de bedrijfs- en handelsarchieven"? cmMM R. FRU1N. Het Concept-Reglement op de Archieven van de Nederlandsch Hervormde Kerk van 1916. Nu blijkens het in de dagbladen opgenomen verslag der voorjaars vergadering van de Algemeene Synodale Commissie in de bijeenkomst van 19 Mei 1.1. is besloten een nieuw concept aan de Synode van dit jaar aan te bieden, en het hoogste kerkelijke college in de Ned. Her vormde Kerk in dezen dus diligent blijft, lijkt het mij niet ondienstig in dit vakblad op te nemen hetgeen in de Handelingen van de Synoden van 1915 en 1916 te lezen staat over het Concept-Reglement van 1916, dat in de Synode van het vorige jaar geen meerderheid heeft kunnen vinden, zoodat het niet aan het oordeel der Kerk kon worden onderworpen. In de Bijlagen bij de Handelingen van de Synode van 1915, blz. 381 vlg. lezen wij in het verslag van de Algemeene Synodale Commissie onder No. 26: Voorstel betreffende het in depót geven van kerkelijke archieven het volgende „In onze najaarsvergadering kwam bij de rekening van Uwen deskun dige voor de kerkelijke archieven eene missive ter tafel, d.d. 4 December 1014, ger onder No. 500, waarin de heer dr. G. A. Hulsebos er op wijst dat het niet wenschelijk is, dat kerkelijke archieven aan de rijks archieven worden in dépot gegeven dan onder goedkeuring van een hooger bestuur. Wij besloten aan eene commissie uit onze vergadering op te dragen, een rapport omtrent deze aangelegenheid uit te brengen in onze voorjaars vergadering. Het door de heeren Eilerts de Haan en dr. S. D. van Veen uitgebrachte rapport luidt als volgt: De Algemeene Synodale Commissie der Nederlandsche Hervormde Kerk ontving een schrijven van den Archivaris der Synode, den heer G. A. Hulsebos, d.d. 4 December 1914, ger. onder No. 500, waarin de volgende mededeeling wordt gedaan: Van deze gelegenheid veroorloof ik mij gebruik te maken Uwe aandacht te vestigen op het feit, dat er steeds kerkelijke besturen zijn, die hunne archieven geheel of gedeeltelijk aan een der openbare archieven in bewaring geven. Zoo zag ik onder de boeken, na het aftreden van den vorigen Secretaris, 149 naar de bibliotheek der Synode overgebracht, een inventaris van het archief van Coevorden, waaruit mij bleek, dat de kerkeraad te Coevorden zijn archief grootendeels in bruikleen had gegeven aan het rijksarchief te Assen. Bij mij kwam de vraag op, of. dit met voorkennis en goedkeuring van het Classicaal Bestuur geschied was. Ik meende mij te herinneren, dat de Synode het voorgeschreven had. Mocht dit niet zoo zijn, dan zou ik aan Uwe overweging willen aanbevelen het tot stand komen van een bepaling te bevorderen, dat kerkelijke besturen hunne archieven geheel of gedeeltelijk niet in bruikleen of ter bewaring mogen geven aan eenige andere instelling (archief of bibliotheek) zonder voorkennis en goedkeuring van het hoogere kerkbestuur, waaronder zij ressorteeren. Dat voor kerkelijke besturen bezwaren kunnen ontstaan uit de niet meer onbelemmerde beschikking over hunne archieven is niet denkbeeldig. Ik verwijs daartoe naar hetgeen de schrijver van de brochure: „Paganis- tische ouwelcultus", waarin hij het proces over de Nieuwezijds kapel te Amsterdam behandelt, op bl. 24 dienaangaande zegt: „Hoe gerust de kerkeraad ook wezen kon, hij moest nu wel de handen in den schoot 'eggen en kreeg in October tot hulp nevens den reeds fungeerenden mr. J. A. Molster den ons uit het proces van 1887 gunstig bekenden Landsadvocaat mr. Thorbecke te 's Hage, een hulp, die ongetwijfeld ruimschoots opwoog, ook incluis de onbetamelijke tegenwerking, die dezerzijds bij stedelijke en provinciale archieven werd ondervonden reden te sneer om daar nooit onze kerkelijke archieven in bruikleen af te staan." De kerkelijke commissie van Amsterdam heeft er dan ook voor gezorgd, dat niet slechts voor de archieven van hare gemeente, maar ook voor die van het Classicaal Bestuur van Amsterdam en voor het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Holland een veilige bewaarplaats is in de brandvrije benedenruimte van de zaal naast de Nieuwezijdskapel, en zij heeft den ondergeteekende verzocht, zich met de ordening en be schrijving van hare archieven te belasten, een arbeid, waarmede hij sedert den aanvang van het vorige jaar steeds bezig is. Eindelijk veroorlooft de ondergeteekende zich nog er op te wijzen, dat in het archiefvertrek van het synodaal gebouw plaats genoeg is om belangrijke archiefstukken op te nemen van kerkelijke besturen, die ze zelf niet veilig bewaren kunnen. De Algemeene Synodale Commissie heeft met belangstelling kennis genomen van bovenstaand schrijven en is van oordeel, dat de daarin gegeven motieven gewichtig genoeg zijn om een bepaling te ontwerpen als door den Archivaris der Synode wordt aanbevolen. Ten aanzien van de archieven wordt in de kerkelijke reglementen al zeer weinig bepaald. Alleen ten opzicht van de archieven der kerke-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1916 | | pagina 3