164
De heer Bloem zou wenschen, dat er eerst een kostenbegrooting
kwam. Anders kan men de zaak niet beoordeelen.
De heer Hulsebos zou het van belang vinden, dat men in de hoofd
plaats der classis op den duur een behoorlijke, veilige bewaarplaats in
richtte. Hoofdzaak is, dat de Kerk uitspreke, dat zij hare archieven veilig
bewaard wil hebben en iemand wil aanstellen met kerkelijke autoriteit
over de archieven.
De heer Timmers deelt mede, dat in zijne gemeente een kluis inge
richt is voor een zeer gering bedrag.
Nadat de President een hartelijk woord van dank en afscheid tot den
heer dr. Hulsebos heeft gesproken, verlaat deze de vergadering.
De heer Tammens wil nu de vraag behandeld hebben, of de Kerk
haar eigen archief zal bewaren, ja of neen? Daarna: zal dit op de wijze
van het concept-reglement moeten geschieden, of is het beter dit Regle
ment nog eens te herzien?
Daar het rapport geen bepaalde conclusie stelt, wordt de eerste vraag
gesteld.
Dr. Aalders en anderen oordeelen, dat dit geen vraag is, omdat
het vanzelf spreekt en de reglementen der kerk veronderstellen, dat
het zoo is.
Geen der leden maakt tegen bevestigend antwoord bezwaar.
In stemming komt nu het Concept-Reglement. Het wordt met alge-
meene stemmen verworpen.
Daarna komt in stemming een voorstel van den Secretaris, om aan
de Synodale Commissie het Concept-Reglement op de kerkelijke archieven
in handen te geven, om het te herzien, en, met inachtneming van de thans
gevoerde discussie, een concept bij de Synode van 1917 ter tafel te brengen.
Het wordt met algemeene stemmen aangenomen."
In de najaarsvergadering van 1916 van de Algemeene Synodale
Commissie nu is aan laatstgenoemd voorstel uitvoering gegeven. Het
Concept-Reglement is gesteld in handen van eene commissie uit haar
midden, bestaande uit den Secretaris (ds. Bakhuizen van den Brink),
jhr. van Lennep en ds. Tammens, welke commissie zich dr. Hulsebos als
raadsman heeft toegevoegd. Van haar is het nieuwe concept-reglement
afkomstig, dat, zooals ik in den aanvang zeide, dezen zomer door de
Synode in behandeling zal worden genomen.
Over dit nieuwe Concept-Reglement wil ik voor heden nog niet veel
zeggen. Hetgeen de dagbladen er van bekend gemaakt hebben is nog
slechts van zeer algemeenen aard, zoodat er beter nader over kan worden
oesproken, wanneer het dezen zomer in de Synode geweest is, die het,
naar wij van harte hopen, een beter lot zal doen wedervaren dan het
reglement van verleden jaar, en het aan het oordeel van de Kerk zal
165
onderwerpen, opdat deze in de Provinciale Kerkbesturen en op de Classicale
Vergaderingen van 1918 er zich over zal kunnen uitspreken.
Wèl hier nog een paar opmerkingen over het gevallen Concept-Reglement
van het vorige jaar, bepaaldelijk over eenige zaken, waarop in de Memorie
van toelichting, en in de over het Reglement gevoerde discussies, welke
alle hiervóór zijn afgedrukt, nog niet voldoende de aandacht is gevallen.
Mijn eerste opmerking is deze, dat begrijpelijkerwijze, bij de strenge
scheiding, die in de Ned. Hervormde Kerk nog steeds tusschen bestuur
en beheer wordt in acht genomen, een door de Synode vastgesteld regle
ment op de kerkelijke archieven, en dus ook het Concept-Reglement van
1916, alle mogelijke archieven van beheerscolleges, als archieven van
kerkvoogdijen, geheel buiten beschouwing heeft gelaten. Wel is er in
art. 1 in tegenstelling met vroeger aan de Synode aangeboden regle
menten sprake van de archieven der diaconiën, en bovendien van de
archieven der kerkelijke hoogleeraren.
Het reglement wijkt overigens weinig af van dat van 1903, waaraan
in 1904 door de Synode, wegens de benoeming van dr. Hulsebos tot
deskundige voor de archieven, geen verdere voortgang is gegeven. In
één opzicht en daarmede kom ik tot mijn tweede opmerking huldigt
het reglement een ruimere opvatting, althans is het zeker niet méér vast
houdend dan dat van 1903, in zooverre n.l., dat de inbewaargeving in
sommige gevallen van kerkelijke archieven aan openbare depóts er
niet geheel in wordt uitgesloten. Vooral kwam dit in de discussie duidelijk
tot uiting. Zooals uit het bovenstaande blijkt, hebben in de zitting van
9 Augustus 1916 onder meer andere leden van de Synode de beide
hoogleeraren-praeadviseurs prof. Aalders en prof. Daubanton een lans
voor inbruikleengeving van kerkelijke archieven aan openbare depóts
gebroken, terwijl het ook wel iets zegt, dat juist de afgevaardigde van
Drente, dr. Visser, het daarmede eens was. Dr. Visser toch heeft te
Assen de practijk van inbruikleengeving aan het rijksarchief, zooals
nergens in ons land in die mate heeft plaats gehad van nabij kunnen
aanschouwen, en heeft blijkbaar het goede van dien maatregel kunnen
inzien. Verblijdend is dan ook het feit en om het belang van de
zaak wil ik in tegenstelling met hetgeen ik hiervóór zeide op deze bepa
ling uit het aan *de Synode van dit jaar aan te bieden Reglement wèl even
de aandacht vestigen dat in dat reglement een poging gedaan wordt
om het deponeeren van kerkelijke archieven in rijksdepóts van kerkelijke
zijde bepaald voor te schrijven. In het Verslag van de zitting van de
i) Zie nader de mededeelingen van den Rijksarchivaris in Drente in Ned.
Archievenblad 19161917, blz. 36- 37 (overgenomen uit de Nieuwe Neder-
landsche Kerkbode).