118
Zoo de heer Fruin nu nog eens mijn artikel wilde lezen om na te
gaan of het voor dat doel bruikbaar materiaal leveren kan, dan zal het
hem misschien mogelijk zijn om ter a.s. vergadering, na de zonder twijfel
eensgezinde aanneming der algemeene beginselstelling, een door hem ge
formuleerde toelichting in discussie te brengen. Dan werd meteen de zaak
der economische archieven afgedaan en kwamen wij niet slechts principieel,
maar ook practisch een stap verder.
H. E. VAN GELDER.
Het zoek geraakte archief van de Nederlandsche legatie
bij den Paus.
Gaarne wil ik op verzoek van de redactie in dit blad iets naders
mededeelen aangaande bovengenoemde zaak, waaromtrent eenigen tijd ge
leden de dagbladen een aan de verslagen omtrent 's Rijks oude archieven
van 1915 ontleend kort bericht bevatten.
Het was in 1914, dat wijlen dr. Gisbert Brom, de toenmalige directeur
van het Nederlandsche Historische Instituut te Rome, zich wendde tot den
Algemeenen Rijksarchivaris met een verzoek om inlichting, waar hij zou
kunnen vinden het archief van de Nederlandsche legatie bij den Paus van
1814 tot 1872. In 1872 was deze legatie opgeheven en de Algemeene
Rijksarchivaris kon dr. Brom uit hem toenmaals ten dienste staande gege
vens mededeelen, dat in Juni 1872 de stukken door onzen laatsten gezant,
graaf Du Chastel, waren overgedragen aan onzen toenmaligen gezant bij
den koning van Italië, den heer Heldewier. Het lag dus voor de hand
te denken, dat de stukken nog in de kanselarij van de Nederlandsche legatie
bij den Koning van Italië te Rome berustten. Het archief werd evenwel
daar niet aangetroffen en evenmin in de archieven van het Departement
van Buitenlandsche Zaken, waartoe in 1915 de Minister van Buitenlandsche
Zaken zoo welwillend was een der ambtenaren van het Algemeen Rijks
archief toegang te verleenen. Laatstgenoemd onderzoek heeft evenwel toch
nog een tweeledig resultaat gehad; vooreerst is uit het proces-verbaal van
overdracht, opgemaakt bij het aftreden in Augustus 1872 van den heer
Heldewier en diens vervanging als gezant door den heer Weckherlin ge
bleken, dat in dat jaar in het archief van het gezantschap nog het archief
van het „Gezantschap bij den Heiligen Stoel", geborgen in „drie koffers
en een kist (gesloten)", aanwezig wasen verder is voor den dag gekomen
de in Juni 1872 door den laatsten gezant bij den Paus, graaf Du Chastel,
opgemaakte inventaris van het archief van zijn gezantschap, welke inventaris
met vergunning van den Minister van Buitenlandsche Zaken in de Verslagen
omtrent 's Rijks Oude Archieven over 1915, blz. 242 vlg. is/afgedrukt,
119
Tot heden is dit echter alles, wat omtrent het archief bekend is. Bij de
overgangen in de jaren na 1872 van het ambt van Nederlandsch gezant
bij den koning van Italië is geen proces-verbaal van overdracht der archie
ven opgemaakt en waarschijnlijk omstreeks 1895 is door den toenmaligen
gezmtschaps-secretaris te Rome, Jhr. Mr. A. J. van Citters, samengesteld
een inventaris van het legatie-archief te Rome, waarin echter van het in
1872 nog aanwezige archief van het Nederlandsche gezantschap bij den
Paus geenerlei melding meer gemaakt wordt.
Tusschen 1872 en 1895 moeten de stukken dus in het ongereede
geraakt zijn en het zou wellicht de moeite loonen, navraag te doen naar
de vermiste stukken bij de nog in leven zijnde achtereenvolgens gedurende
die periode bij het gezantschap in functie geweest zijnde ambtenaren of,
zoo ze reeds zijn overleden, bij hun erfgenamen. De publicatie van den
inventaris van het zoek geraakte archief geeft daartoe nog te meer aanleiding.
Niet alleen dat we er uit zien kunnen, dat in 1872 het archief nog door
loopend van 1814 tot dat jaar aanwezig was, maar ook een opmerking als
bijvoorbeeld bij de stukken van 1853: „Aux/pièces entrées et sorties pen-
„dant l'année 1853, on doit joindre le portefeuille, No. 4 contenant les
„documents relatifs a la négociation suivie avec le St.
„Siège pour l'organisation régulière et normale del'Eglise
„Catholique aux Pays-Bas", maakt onze belangstelling in de verloren
geraakte stukken nog des te meer gaande. Het mogelijk terugvinden der
stukken mag daarom, behalve uit een algemeen Nederlandsch geschied
kundig, ook uit een speciaal Protestantsch oogpunt van belang genoemd
worden, en het is dus te hopen, dat op de een of andere wijze nog eens
verder moeite gedaan zal worden om de te loor geraakte stukken weder
te recht te brengen, die als archief van een opgeheven legatie het best in
het Algemeen Rijksarchief zouden geplaatst zijn en aldaar op de gewone
voorwaarden voor een ieder zouden kunnen worden toegankelijk gesteld.
L. LASONDER.
(Overgenomen uit De Protestant3 Januari 1917).
Naschrift van de Redactie.
In de zitting der Tweede Kamer van 24 Januari 1917 gaf de heer
Knobel den korten inhoud van het bovenstaande artikel weer, en voegde
er deze woorden aan toe„Mij -dunkt, voor de geschiedenis van onze
diplomatie in het algemeen en voor den post bij den Heiligen Stoel in het
bijzonder zou het belang hebben om van den Minister te hooren, of het
hem ook bekend is, wat er van die archieven is geworden." Den volgen
den dag antwoordde hierop de Minister van Buitenlandsche Zaken„Dan
de quaestie van ons archief van de voormalige legatie bij het Vaticaan,