138
voor een goede registratuur, die echter veel arbeid vorderde. Na eenige
jaren lag niettemin alles weer door elkander.
Om de verwarring in de rechten en bevoegdheden tengevolge van
den Dertigjarigen oorlog te kunnen herstellen, werd het bepaald nood
zakelijk om het archief eindelijk behoorlijk te regelen. Oeoro Aebbtlin te
Ulm had een handleiding samengesteld, die later, in 1669, in druk verscheen.
Hij volgde daarin het systeem van Jacob von Rammingen, dat in 1540 en
volgende jaren gediend had bij het in orde brengen van het archief van
Augsburg. Diens uiteenzetting, gedrukt in 1570, onderscheidt in een
stadsarchief drie deelenhet eigenlijke archief bestaat uit de privileges,
stichtingsoorkonden, verdragen enz.; het „chartophylacium" omvat alle
andere akten, en het „tabularium" de registers, tabellen, repertoriums enz.
Nog in 1669 overwoog de raad de wenschelijkheid om de plannen van
Aebbtlin uit te voeren, doch eerst in 1678 droeg hij twee raadsadvocaten,
Jacob Ott en David Guther, op om alle privileges te registreeren. Het
werk bleef opnieuw stekenOtt vond het archiefwerk beneden zijn waar
digheid en weigerde het voort te zetten.
In het volgende jaar werd eindelijk weer een vaste archivaris aan
gesteld; het was de jurist Johannes Andreas Seutter. Nog in 1710 was
hij in zijn ambt werkzaam. Bijgestaan door een adjunct begon Seutter
met de regeling van het archief in het Belastinghuis. Hij had opdracht
gekregen om de oude registratieboeken in hoofdzaak te vervolgen, de
documenten volgens rubrieken in te deelen en een alphabetischen index
te maken. In het laatst van 1692 waren de drie folianten gereed, die
thans nog een waardevol bezit van het archief uitmaken. Wel heeft daarna
Seutter zich ook nog bezig gehouden met het kanselarij-archief, maar dit
werk schoot zeer langzaam op. De archivaris werd aangemaand zich met
meer ijver aan het archief te wijden en in de kanselarij niet zooveel met
lieden te babbelen, die daar niets te maken hadden
Na zijn overlijden trad spoedig een tijd van nog grootere verslapping in.
Doch al ging de orde verloren, de stukken zelf bleven tenminste gespaard.
In 1803 echter werd Ulm bij Beieren ingelijfd en toen was een groot
deel van het archief ten doode opgeschreven. Bij wagenladingen werden
de stukken, ongesorteerd, naar München gebracht om te dienen bij het
maken van patronen. Slechts een vierde gedeelte van het geheel bleef
gespaard, en deze rest, die toch altijd nog zeer omvangrijk was, kwam eerst
in 1898 onder voldoend beheer. De stadsbibliothecaris Chr. Fr. Muller
kreeg in dat jaar opdracht om het archief van Ulm te regelen. Het is thans
nog altijd in de oude drie hoofdafdeelingen gesplitst, n.l. oorkonden, akten
en registers. Het aantal oorkonden bedraagt ruim 3900zij zijn chrono
logisch geordend. De akten zijn in twee onderafdeelingen gescheiden,
welke betrekking hebben op de verhouding van Ulm tot het Rijk en op
139
Ulm als stad. De onderafdeelingen zijn systematisch ingericht. Ten slotte
onderscheidt de tegenwoordige indeeling vijftien soorten van registers, tot
welke ook naar ouderwetschen trant de keurboeken gerekend worden.
A. M. v. E.
Economisch-Historisch Jaarboek. Uitgegeven door de Ver-
eeniging „Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief", gevestigd te
's-Gravenhage. Tweede deel. 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1916.
Dit tweede deel bevat hetzelfde officiëele voorwerk als het eerste deel,
dat op blz. 144 vlg. van ons orgaan besproken is. De ledenlijst is naar
het begin verhuisd en twee jaarverslagen verschijnen hier voor het eerst,
die te voren nog niet waren uitgebrachtdat van den directeur van het
archief en dat van de commissie voor de publicatiën. Het eerste heeft
tot bijlagen twee beschrijvingen van aanwinsten.
Uit het verslag van het bestuur moge deze passage aangehaald worden
„Het bestuur grijpt hierbij de gelegenheid aan er nogmaals op te wijzen,
dat het gaarne mededeelingen ontvangt over het bestaan van oude archieven
of afzonderlijke documenten, ook dan als de eigenaars vooralsnog niet
bereid mochten zijn deze aan het archief af te staan, daar door de directie
een lijst wordt aangelegd van deze particuliere verzamelingen, waardoor
een overzicht van wat er op dit gebied in ons land bestaat, eenigszins
mogelijk wordt. Sommige eigenaars zouden op een desbetreffend verzoek
bereid kunnen gevonden worden ter plaatse gelegenheid te geven tot het
bestudeeren van hun archief. Ook mag nog gewezen worden op de
mogelijkheid bij testamentaire beschikking documenten aan het archief te
vermaken. Vooral in dezen tijd, waarin de belangstelling in economische
en historische aangelegenheden zoo sterk is toegenomen, zal dikwijls met
kans op gunstigen uitslag kunnen worden opgetredenaan den anderen
kant is juist nu het gevaar van de opkoopers groot, die wegens de hooge
papierprijzen talrijke aanslagen op oude archieven doen".
Uit het verslag van den directeur blijkt, dat de Vereeniging thans
beschikt over drie vertrekken in het gemeente-archief van Den Haag, bij
de inrichting waarvan de gemeente-archivaris zijn bijstand verleende. Het
plaatsen en voorloopig ordenen der ontvangen archieven was het werk
van de nieuw aangestelde beambte, Mej. Coster, die zich voorts onledig
hield met het copieeren van stukken, die voor het Jaarboek waren
bestemd, alsmede met het bijhouden van de bibliotheek. Het verkregen
archief van een geliquideerde kassiersfirma is bij gebrek aan tijd nog niet
geordend, maar ook na de ordening zal het onderzoek van stukken uit
zoo jongen tijd (18971912) niet kunnen worden toegestaan. Intusschen
is de omvang van verschillende aanwinsten van dien aard, dat het reeds