130
Venlosche varia. Limburg's Jaarboek, XXII, 104 vlg.
Een deftige begrafenis in het „eerste jaar der Bataafsche vrijheid".
De Navorscher, 65, 177 vlg.
Derek van Oroeningen, kapelaan te Steenderen, Nederlandsch archief
voor kerkgeschiedenis. Nieuwe Serie, XIII, 203 vlg.
Een en ander over Lottum (L.). De Maasgouw, XXXVII, 57 vlg.
S. Herrlich. Beknopt overzicht der Qrieksche mythologie. Naar het
Duitsch voor Nederlandsche gymnasia bewerkt door J. S. van Veen.
8e herziene druk. Geïllustreerd. Groningen, j. B. Wolters' Uitgevers
maatschappij. 8°.
C. DE Waard.
Inventaris van kaarten en teekeningen (in het Rijksarchief in Zeeland).
Middelburg, D. G. Kröber Jr.
E. Wiersum.
De ring van Oldenbarnevelt. Rotterdamsch Jaarboekje, 1916, 79 vlg.
Het archief der Evangelisch-Luthersche gemeente te Rotterdam. Nieuwe
bijdragen tot kennis van de geschiedenis en het wezen van het Luthera
nisme in de Nederlanden, VII, 196 vlg.
Beheer der geldmiddelen van de stad Rotterdam. De tentoonstelling
op gemeentelijk gebied. Amsterdam. Sept. 1916. I, 231 vlg.
Album van Rotterdam. 's-Gravenhage, W. Ringlever. 4°. Met A. Voogd.
S. A. Waller Zeper.
Nele, het hert van Vlaanderen. Leeuwarden, Meijer en Schaafsma. 8°.
Boekbespreking.
Dr. mr. S Muller Fz. Beschrijving der Utrechtsche stadszegels.
Utrecht, 1916.
Leiden en Utrecht zijn bevoorrechte steden. Wetenschappelijke
mannen hebben uit hare rijke archieven tot op den bodem geput. Als
gevolg daarvan, verschenen uitstekende werken en uitvoerige artikelen op
allerlei gebied, die ons een helder inzicht geven in het middeleeuwsche
leven der Leidsche en Utrechtsche burgers. Vervolgens hebben penning-
kundigen van naam ons medegedeeld, wat in zake munt en penning in
die steden is uitgegeven. Wat Utrecht betreft, is een aaneengeschakeld
verhaal van de geschiedenis van het muntwezen na de pacificatie van
Gent nog te schrijven: een werk als De Vooot voor Gelderland heeft
vervaardigd, bestaat voor Utrecht niet. Toch zijn we in dit opzicht door
de werken van Besier, Hoitsema e. a. een heel eind vooruitgekomen.
Thans ligt de met afbeeldingen versierde beschrijving der Utrechtsche
131
stadszegels gedrukt voor ons. Ze is een vermeerderde en omgewerkte
herdruk van de beschrijving, opgenomen achter het gemeente-verslag van
1905. De photo's zijn over het algemeen genomen goed geslaagd, op de
minder duidelijke zijn de details door een vergrootglas gezien ook waar
neembaar.
Deze nieuwe uitgave zal ook aan de Nederlandsche numismaten ten
goede komen, want het valt niet te ontkennen, dat tusschen munt en
zegel dikwijls een nauw verband valt op te merken. Dit is o. a. reeds
door den Belgischen penningkundige Piot gezegd, die in zijn uitnemende
artikelen over de „Imitation des sceaux des communes sur les monnaies
des provinces méridionales des Pays-Bas", in de Revue beige de
numismatique verschenen, veel licht over dit onderwerp heeft verspreid.
Wij hopen, dat men niet alleen zal voortgaan de stadszegels van andere
plaatsen in beeld uit te geven, maar ook, dat men dit zal gaan doen met
de oude, veelal zeldzame kerkelijke zegels. Legio zijn de avondmaals-,
diaconie- en kerkelijke penningen, die tot nu toe onbestemd zijn gebleven
en die door vergelijking met de kerkzegels vermoedelijk zouden kunnen
worden thuis gebracht.
De vervaardigers der oude zegelstempels zullen, behalve onder de
goudsmeden, ook wel onder de stempelsnijders der plaatselijke munt zijn
te zoeken. In Frankrijk was dit tijdens de middeleeuwen zeker wel het
geval. „II semble", zegt E. Babelon in zijn „Les origines de la médaille
en France", que Ia gravure des sceaux fut, en quelque sorte, une prepa
ration a la gravure plus délicate et plus difficile des coins monétaires."
Men werd dikwijls eerst graveur de sceaux alvorens tot tailleur de fers
officiel te worden benoemd. Vele dezer graveurs de sceaux zullen, evenals
dit te Utrecht het geval is geweest, tot de goudsmeden hebben behoord.
Reeds in den Merovingischen tijd was de goudsmid Abbon een beroemd
monetarius te Chalon en later te Limoges; veel beroemder, echter, was
diens leerling, de later heilig verklaarde S. Eligius, die zoowel als goud
smid en als stempelsnijder heeft uitgemunt. Maar ook in later tijd dankt
menige artistieke gedenkpenning zijn bestaan aan een talentvollen goud
smid. Wij denken hier slechts aan een Van den Abeele, een Looff, een
Leone Leoni, een Jongelinck en aan zoovele anderen.
In de voorrede van zijn boekje zegt mr. Muller, dat een andere
indeeling der zegels is gevolgd dan bij de eerste uitgave. Thans zijn
deze, „onafhankelijk van hun gebruik tot serieën vereenigd naar de namen,
die op de zegels zeiven voorkomen." Wij krijgen nu achtereenvolgens de
beschrijvingen en afbeeldingen van: de stads groote zegels, het stads-
contrazegel, de stads-secreetzegels, de stadszegels voor rentebrieven, het
stads-signet, het stadszegel ten zaken, opgedrukte stads-zegels, de schouten
zegels en de burgemeesters-zegels.