110 a. archivaris in Noordbrabant 3000.— b. Gelderland 3600.— c. Noordholland 3200.— d. Zeeland 3350.— e. Utrecht 3600.— Friesland 3100.— g- Overijssel 3600.— h. Groningen 3600.— i. Drenthe 3050.— j- Limburg 3600.— k. hoofdcommiezen, commiezen, adjunct commiezen, klerken, concierges en verdere beambten 50745.— 1. toelagen voor gemis van genot van kopieloonen 1000.— 85445.- Art. 189. Kosten van onderhoud, huishoudelijke uit gaven, personeele hulp, schrijfloonen, reis- en verblijfkosten, aankoopen, meubilair, aankoop, huur, stichting en inrichting van lokalen en terreinen en verdere uitgaven voor de archieven in de provinciën 31000.— Art. 190. Jaarwedden en verdere belooningen der ambtenaren en bedienden bij het bureau der Commissie voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën 2) a. directeur5000. b. onderdirecteur3450.— c. adjunct-commies1000. Art. 191. Kosten van huishoudelijke uitgaven, perso neele hulp, schrijfloonen, reis- en verblijfkosten en verdere uitgaven der Commissie voor 's Rijks geschiedkundige publi catiën 9450.— 12000. Art. 217. Jaarwedde van den directeur van het Neder- landsch Instituut voor geschiedkundig en kunsthistorisch onderzoek te Rome 4000.— 1) Het is gebleken, dat dit artikel voor 1917 met ƒ3000 kan worden verminderd. 2) Dit artikel is verhoogd met 65, aangezien op de loopende begrooting ten behoeve van de adjunct-commies slechts twee-derde van de haar toegekende trac- tements-verhooging was uitgetrokken. 111 Memorie van toelichting. Vde Hoofdstuk. Vide Afdeeling. Kunsten en Wetenschappen. Art. 188. Jaarwedden en verdere belooningen der ambte naren enz. bij 's Rijks archieven in de provinciën. Een bedrag van f 1890 is vereischt voor periodieke traktementsverhoogingen, ingevolge de bij Koninklijk besluit van 13 Maart 1914, no. 6, vastgestelde regeling. Op de ontwerp-begrooting voor 1915 waren de noodige gelden uit getrokken, ten einde twee adjunct-commiezen bij de Rijksarchieven in Zeeland en Utrecht tot commies te kunnen bevorderen. Tengevolge van de noodwendige bezuinigingen werd bij nota van wijziging het noodige bedrag van de begrooting afgevoerd. Het komt billijk voor, thans niet langer met de bedoelde bevorderingen te wachten. Mitsdien worden de daarvoor noodige gelden hierbij uitgetrokken. Tevens is het wenschelijk een adjunct-commies bij het Rijksarchief in Overijssel tot commies te bevorderen, en bij dit archief evenals bij dat in Gelderland een binder, tot dusver uit het artikel „materieel" bezoldigd, een vaste aanstelling te geven. Voor een en ander is gezamenlijk meer noodig 1855, zoodat het artikel in zijn geheel met ƒ3745 wordt verhoogd. In het Voorloopig Verslag van de Tweede Kamer omtrent het Vijfde Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1917 komt het volgende voor Wettelijke regeling van het archiefwezen. Men herin nerde aan 's Ministers mededeeling in de Memorie van Antwoord betref fende de loopende begrooting, blijkens welke sinds Juli 1914 door hem met zijne ambtgenooten voor Justitie en Waterstaat overleg wordt gepleegd omtrent een hem toegezonden concept-wetsontwerp. Men meende te mogen aannemen, dat dit overleg thans geëindigd is en de indiening van het wetsontwerp spoedig kon worden te gemoet gezien. De heer A. A. graaf van Limburg Stirum, oud-luitenant-kolonel der cavalerie, wonende te 's-Gravenhage, heeft aan het Rijksarchief in Zeeland ten geschenke aangeboden eene verzameling boedelpapieren en andere archivalia, betrekking hebbende op de Zeeuwsche geslachten Godin, Van Hoorn, De Mauregnault, Van de Perre, Rademaeker, Van der Stringe, Thibault, Velters en anderen. Voor dit bewijs van belangstelling in 's Rijks wetenschappelijke ver zamelingen is den schenker de dank der regeering betuigd. 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77 77

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1916 | | pagina 20