106
bestaan uit ongeveer 20000 losse stukken en 4427 banden. Reeds in 1904
verscheen het eerste deel van het Urkundenbuch der Stadt Fried-
berg, 1216 1410, bewerkt door M. Folz. Als de ordening van het
archief verder gevorderd zal zijn, wordt ook dit werk voortgezet. Dat
betrekkelijk veel oude oorkonden bekend zijn, is te danken aan het feit,
dat in 1724 de gansche oorkondenvoorraad afgeschreven is in het Roode
boek (518 bladzijden).
Bibliothèque de l'Ecole des Chartes. Revue d'Erudition,
consacrée spécialement a l'Etude du Moyen Age. LXXVII. Première-
troisième Livraisons. Janvier—Juin 1916. Paris, Auguste Picard, éditeur.
Rue Bonaparte, 82. 1916.
De dubbele aflevering bevat o.a. het jaarverslag (1 Mei 1915—1 Mei 1916)
van den Franschen Algemeenen rijksarchivaris, den heer Ch. V. Langlois.
Flet eerste gedeelte handelt over de Archives nationales te Parijs. Het aan
tal bezoeken is tijdens dit oorlogsjaar gelijk geweest aan dat van het jaar
1889. Het personeel, 28 archivarissen en 19 commiezen of bewakers, werd
door de mobilisatie met de grootste helft verminderd. Daarentegen werden
de uitgeweken archivaris van Dixmuiden, de heer Hosten, en professor
De Saint-Léger uit Rijsel tijdelijk aan het archief verbonden. De regelings-
en beschrijvingsarbeid heeft natuurlijk zeer geleden door het groote verlies
aan werkkrachten. Toch is het programma met drie gewichtige nummers
vermeerderd.
Vooreerst zijn de verschillende opvolgende nummeringen van eenige
belangrijke archiefafdeelingen, op de stukken aangebracht bij de verschil
lende ordeningen, in overzichtelijke correspondeerende tabellen gebracht,
die in het vervolg van dagelijksch nut zullen zijn.
Een tweede werk, het brengen van orde in de aanwinsten, is door
den Rijksarchivaris zelf ter hand genomen.
Ten slotte zijn twee belangrijke doch zeer verwaarloosde serieën
hersteld. De eerste daarvan omvat de moderne gedrukte stukken, uitgegaan
van ministeries en andere administraties. De stukken waren op vijf plaatsen
verspreid en een inventaris ontbrak. Een afdoende organisatie, met het
doel om deze „littérature officielle" gemakkelijk toegankelijk te maken,
moet wachten tot vreedzamer tijden zijn aangebroken; maar voorloopig
zijn nu toch de bestanddeelen der onderserieën bijeengebracht, de lacunes
vastgesteld en is een voorloopige lijst opgemaakt. De andere serie bestaat
eveneens uit gedrukte stukken, voornamelijk verslagen van ziekenhuis
besturen enz. en van particuliere ondernemingen, als spoorwegen, ver
zekeringsmaatschappijen enz. Het belangrijkste bestanddeel ervan is echter
een volledige verzameling van verkoopcatalogussen, uitgegeven door de
vereenigde „commissaires-priseurs" te Parijs, een verzameling, die waar-
107
schijnlijk nergens anders te raadplegen is. De laatstgenoemde serie is
bestemd om de kern te vormen van een toekomstig historisch-economisch
archief, en in verband met deze gewichtige bestemming is men begonnen
orde te brengen in deze tot dusver zeer weinig bekende massa.
Het tweede gedeelte van het verslag behandelt de departementale
archieven. In 66 departementen, waar de archivaris niet gemobiliseerd
kon worden of vervangen werd, is de dienst gewoon voortgezet, althans
gedurende den tijd, dat de werkkracht der archivarissen in andere, met
oorlogsbezigheden overkropte bureaux gemist kon worden. Vermeldens
waard is van de aanwinsten slechts het terugvinden van een groot gedeelte
van het sedert de revolutie verloren gewaande archief van het Aartsbisschop
pelijk Kapittel te Lyon, in de kathedraal aldaar.
Op 1 Mei 1916 waren de archieven van 17 departementen nog ge
sloten. Wat de door den vijand bezette departementen betreft, zijn alle
voorzorgen bijtijds genomen door de archivarissen, die wegens hun leeftijd
op hun post konden blijven, of door de hen vervangende ambtenaren.
De centrale administratie heeft zooveel mogelijk voeling met hen gehouden,
doch zich wijselijk onthouden van het geven van algemeen bindende voor
schriften, die wellicht niet in overeenstemming zouden zijn geweest met
de bijzondere, uiteenloopende omstandigheden. Dank zij den maatregelen
van den heer Loriquet heeft het archief te Reims niets geleden, en te
Atrecht, waar het onmogelijk was het reusachtige archief in zijn geheel
onder te brengen, zijn de voornaamste bestanddeelen door den heer Lavoine
in kelders geborgen en dan ook gespaard gebleven. Maar het paleis
St. Vaast, waar men de rest noodgedwongen moest achterlaten, is met de
bibliotheek en het museum vernield door de brandstichtende bommen, die
er in Juli 1915 op neerregenden. Onmiddellijk na deze ramp werd de
Algemeene rijksarchivaris, met uitgebreide volmachten voorzien, naar de
gebombardeerde stad gezonden, waar het verplaatste deel van het archief
in orde bevonden werd. De gewelven waren echter niet langer veilig,
omdat de bovenbouw geheel weggeschoten was en zij dus voortaan zelf
direct aan het vuur bloot stonden. Alles wat behouden was van de depar
tementale, gemeentelijke en gasthuisarchieven is daarop, evenals de enkele
gespaarde handschriften van de bibliotheek, uit de stad weggevoerd, onder
leiding van den archivaris Flament.
Andere departementale archieven hebben niet geleden. Wel echter
talrijke gemeentearchieven. Talrijke gemeentehuizei; zijn vernietigd. Wel heb
ben sommige burgemeesters de archiefstukken bijtijds in de kelders van hun
woonhuizen ondergebrachtmaar sedert een vaste, steeds beschoten, front
linie is ontstaan, is er ook van deze geborgen archieven veel verloren
gegaan. In veel gevallen zijn de papieren weggeruimd, om plaats te maken
voor menschen. Daarom hebben de ministers van Onderwijs en van Oorlog