96
ambtenaren loopen niet zoo licht over de zaken heen. Inderdaad, zéér
overtuigend
2°. Er bestaat tegenwoordig geene vrees voor verwarring in archie
ven, zegt schrijverdat kon alleen in den Franschen tijd, toen het
zoo'n rommel was. De waarheid is, dat de archieven in den Franschen
tijd buitengewoon goed verzorgd werden, en dat ze tegenwoordig,
als ze eenige jaren oud zijn, verslonsd worden.
3°. De schrijver definieert den indicateur; maar hij bedoelt blijkbaar
het répertoire. Hij wenscht echter, en dit is hoofdzaak, evenals het
Fransche systeem, een chronologischen indicateur en daarnaast systema
tische dossiers.
4°. Schrijver geeft toe, dat het bijhouden van registers van resolutiën
in dit systeem een hinken is op twee gedachten.
5°. Verwijzingen in dossiers bestaan te Zaandam niet, beweert hij.
Mogelijk! voor een paar jaren bestonden zij echter wèl.
6°. Het uit elkaar nemen van de rekening acht schrijver mogelijk,
maar meer lastig dan voordeelig. De bijlagen der rekeningen schieten,
als men het niet doet, wel over; maar zij zijn ook onnoodig.
7°. De V. V. V. stukken moeten niet in de dossiers geplaatst wor
den, en vernietigd worden vóór de overbrenging naar het archief.
8°. Opnemen van courantuitknipsels enz. in de dossiers heet wel
goed. Dit wordt toegelicht door de mededeeling, dat men te Zaandam
een dossier heeft gevormd van verkiezings-strooibilletten, als „curiosum";
er is ook een dossier gevormd van photographieën van het bezoek van
H. M. te Zaandam, „eene speciale liefhebberij van den secretaris". Voor
mij zou deze toelichting het denkbeeld, als ik er vroeger vóór geweest
was, vermoord hebben.
9°. In Oostenrijk worden de dossiers geperforeerd: waarom zou
men het hier ook niet doen? vraagt de heer Boooerman. Inderdaad, dat
kan wel; maar wat ik weten wou, is juist, of gij het aanbeveelt.
10°. Men kan het uitleenen van losse stukken uit een dossier een
voudig verbieden, zegt schrijver. Zeker, dat kan ook wel, en als de
stukken geperforeerd zijn, kan men dat verbod ook handhaven. Maar waar
het op aankomt is dit, dat het noodig is.
11°. De heer Boooerman is voor verticale opberging der dossiers;
ik hecht er aan, dit mede te deelen, omdat ik aan zijn oordeel daarover,
als van een man der praktijk, waarde hecht.
S. MULLER Fz.
97
Dr. E. Wiersum. Het Archief der Evangelisch-Luthersche Ge
meente te Rotterdam (overdruk uit het Jaarboek der Vereeniging voor
Nederlandsch-Luthersche Kerkgeschiedenis, deel VIII).
Het ware wellicht al te onwellevend, aan den bekenden zachten aan
drang van den redacteur van ons vakblad, om bovenstaanden inventaris
daarin aan te kondigen, geen gehoor te geven; intusschen wensch ik
daarbij mede tot persoonlijke décharge wel voorop te stellen, dat
het bespreken van inventarissen als de onderhavige mij wel eens van
problematiek nut wil voorkomen. Immers het geldt hier een archief, welks
regeling zonder twijfel zeer bewerkelijk was, dank zij den chaotischen
toestand, waarin het zich blijkbaar bevond, doch waarbij kennelijk prin-
cipieele technische questies zich vrijwel niet voordeden, daar de indee
ling nogal voor de hand lag, mede dank zij de omstandigheid, dat de
verschillende meer of minder zelfstandige commissies zich door het bezit
van eigen notulen e. d. aanstonds duidelijk afteekenden.
Aan den inventaris gaat vooraf een inleiding, waarin over de opeen
volgende bewaarplaatsen, den toestand, de vroegere indiceering en inven-
tariseering en de inbruikleengeving aan de gemeente een en ander wordt
medegedeeld.
De inventaris zelf is verdeeld in 10 afdeelingen, welke grootendeels
weer in meerdere onderverdeelingen vervallenhet archief van den kerke-
raad, van kerkrentmeesters, diakenen, commissie voor het schoolwezen enz.
Na deze zelfstandige commissies treft het, te vinden een afdeeling boedel
papieren, boedels betreffende, die aan de kerk vermaakt zijn en meestal
aan de diakonie ten goede zijn gekomen. Aangezien zij grootendeels met
de schenking zelf niets hebben uit te staan, doch hoewel van zuiver par
ticulieren aard tengevolge van die schenking zijn overgegeven, heeft
Dr. Wiersum ze eenvoudig als gedeponeerde stukken beschouwd en ze
als zoodanig achter in den inventaris opgenomen een m.i. zeer practische
oplossing. Daarna volgt nog een kort geleden geschonken collectie van
portretten van Luthersche predikanten. Ten slotte als bijlagen een lijst der
Luthersche doop- en trouwregisters, in 1811 aan den maire overgedragen,
en een beschrijvende lijst der genoemde portretten.
Nu ik het twijfelachtige voorrecht geniet, mij den laatsten tijd in de
questie der kerkelijke archieven te hebben gestoken, kan ik de verleiding
niet weerstaan om hier te releveeren, wat in de inleiding wordt medege
deeld omtrent den staat, waarin dit archief zich bevond vóór de overneming,
en de gebrekkige pogingen vóór dien gedaan om in de verzameling eenige
orde te brengen.
Ook hier de maar al te veel bij de kerkelijke archieven voorkomende
toestand: „het grootste gedeelte bevond zich in de kasten van de orgel-