92 in de onderafdeelingen moeten passen, bevatten in hoofdzaak niet soort gelijke stukken, maar alle stukken, die op één onderwerp, op ééne zaak betrekking hebben. En deze onderwerpen zijn legio, men kan ze bezwaarlijk vooraf bepalen. De heer Vermaat zal in deze opmerkingen zeker geheel niet kunnen komenwant met stelligheid beveelt hij voor de rangschikking van alle archieven eenzelfde systeem aan, en wel (tot mijne verwondering) het stelsel Dewey, het Decimale stelsel. Als reden van die keus deelt hij mede, dat dit stelsel in vele bibliotheken reeds aangenomen en doelmatig bevonden is. Dit argument komt mij echter voor niet op te gaanwant het springt in het oog, dat men wel zeer vele bibliotheken naar eenzelfde, volgens de wetenschappen ingedeeld systeem kan ordenen, maar dat dit niet even gemakkelijk is voor administratiën van verschillenden aard, zelfs niet voor gelijksoortige administratiën, omdat die met de indeeling der wetenschappen niets ter wereld te maken hebben, veel minder althans dan met de indeeling der bureaux van elke administratie. Het groote nut van het Decimale stelsel kan ik nog altijd (het kan wel aan mij liggen) niet inzienen zeker wordt het door mij aangevoerde bezwaar van zijne ingewikkeldheid en omslachtigheid door Vermaat niet wederlegd. Immers hij deelt mede, dat de uiteenzetting van het registratuur-plan van Dewey, dat eerst 42 bladzijden omvatte, thans, door de langzame omwerking en uitbreiding ervan, reeds tot 791 bladzijden is uitgedijd. En als voorbeeld van den „eenvoud" van het plan verhaalt hij, dat het nummer van de rubriek Hollandsche letterkunde (wier-aanwezigheid mij in een archief allerwonderlijkst schijnt!) is no. 89492. Dit noemt men in de moderne registratuur „eenvoudig" In het bovenstaande heb ik mijne bezwaren tegen de denkbeelden van den heer Vermaat in hoofdzaak samengevatzij betreffen grootendeels de bijzonderheden van het stelsel, die de hoofdzaak daarvan niet raken en met eenig overleg wel te ondervangen zullen zijn. De bezwaren ver hinderen mij dus niet, de kern van het systeem over het geheel juist te noemen. Ik wensch thans nog enkele losse opmerkingen te maken over sommige details, die mij van gewicht schijnen 1°. De heer Vermaat noemt zijn stelsel het registratuur-stelsel, waarin hij „het tot detailpunten gesystematiseerde dossier-stelsel" ziet, de berging der stukken par ordre de matières. De naam schijnt mij niet gelukkig: elke organisatie van een nog levend archief heet gewoonlijk: registratuur; het eigenaardige van het aanbevolen stelsel is echter, dat het werkt met dossiers par ordre de matières: het heete dus: dossierstelsel. 2°. De schrijver gebruikt voor zijne verschillende registers ongewone namen, die ook afwijken van het gebruik te Zaandam. Het répertoire 93 heet b.v. bij hem rotulus, de inventaris der dossiers: répertoire, het re^uboek afgifte-register, het register van rappellen: restantenlijst, het register van korte notulenagenda enz. Dit schijnt mij eene fout, daar deze afwijkingen het begrijpen van het stelsel zeer bemoeielijken. 3°. Nog even wil ik terugkomen op een reeds boven aangeduid bezwaar. De schrijver beveelt aan, in één dossier „soortgelijke zaken' te vereenigen, en hij definieert een dossier als „eene verzameling van stukken, die tot eenzelfde klasse of groep behooren en in één omslag geborgen zijn". Dit lijkt mij niet juist: een dossier behoort m.i. in den regel te bevatten de stukken, betrekking hebbende op hetzelfde onderwerp. 4°. In eenigszins omvangrijke administratiën schijnt het mij onuit voerbaar, om bij het samenstellen van den indicateur dagelijks alle inko mende stukken eerst te laten inschrijven op één register en ze ook op de agenda te doen brengen door één persoon. Splitsing van het bewerken van den indicateur naar de bureaux schijnt mij noodig, om buiten gewoon groot oponthoud te voorkomen. 5°. De schrijver wil in de dossiers ook opnemen Staatscouranten, Staatsbladen, Provinciale bladen, extracten uit tijdschriften, kranten enz. M.i. is dit een verderfelijke weg, die de zuiverheid van het archief onher roepelijk zal benadeelen. 6°. Als een stuk tot verschillende dossiers behoort, dan moeten vol gens den schrijver in het tweede en volgende dossier afschriften of uit treksels geplaatst worden; volgens mij moeten het getypte afschriften zijn, om het overzicht van het dossier volledig te maken. 7°. Uitleenen van geheele dossiers moet volgens den schrijver „uit den aard der zaak alleen in zeer bijzondere gevallen geoorloofd zijn"; volgens mijne meening moet het integendeel vaste regel zijn. 8°. Ik vestig de aandacht op de door den heer Vermaat (p. 59) gegeven regels voor het samenstellen van den index. 9°. Eveneens op de ingenieuse manier van behandeling der re$us(p. 48). 10°. Zeer gelukkig acht ik de aanbeveling, dat aan het hoofd van elke registratuur een registrator gesteld worde, die de administratie goed kenne en het stelsel goed bestudeerd hebbeonder hem zullen werkzaam zijn de beste ambtenaren der administratie, goed geschoold, niet te klein in aantal en „zoo min mogelijk overgeplaatst. 11°. Uitdrukkelijk wordt aanbevolen (p. 27 en 40), om de nauw- verwante dossiers dicht bij elkaar te bergen. Ik kan het groote voordeel daarvan niet inzienik zou het dus alleen willen aanbevelen, indien zulk eene berging niet andere doelmatige regelingen onmogelijk maakt. y

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1916 | | pagina 11