90
schikking der stukken zou altijd chronologisch zijn, niet naar de onder
werpen (matières)de index zou gemaakt worden in den vorm, die van
ouds voor het archief van de Staten-Generaal gebruikt werd. Bij het
vaststellen van dit systeem is men derhalve uiterst conservatief te werk
gegaan.
Miar de praktijk is niet zoo behoudend geweesttoen bij K. B. van
10 Augustus 1910 eene nieuwe Staats-commissie benoemd werd, om weder
voorstellen voor de organisatie der archieven te doen, bleek het, dat er
bij vijf departementen van algemeen bestuur geen algemeene agenda meer
was, maar alleen agenda's van de verschillende afdeelingenbij drie depar
tementen was er geen algemeene index, terwijl de index soms uit de
stukken, soms uit de agenda werd opgemaaktbij twee departementen
vond men geen algemeen archiefbij twee andere departementen was
zelfs een (principieel-afwijkend) dossier-stelsel ingevoerd. Dit alles was
voor de Staatscommissie een gruwelwant in het verslag, dat zij 28 Maart
1912 uitbracht, sprak zij als hare stellige overtuiging uit, dat eene uniforme
behandeling der archieven noodzakelijk was; zij noemde dit zelfs van
overwegend belang. En even stellig was de commissie van meening, dat
de zuiver chronologische rangschikking van een archief, zooals die in 1823
voorgeschreven was, onpraktisch moest heeten, als niet aansluitende bij de
praktijk; in overeenstemming met de praktijk werd dus door haar het
vormen van dossiers aanbevolen. Het verslag der commissie is thans meer
dan vier jaren oud, en het is dus niet onwaarschijnlijk, dat wij binnen korten
tijd regeeringsmaatregelen over de inrichting der archieven tegemoet mogen
zienwie weet, of, als de oorlog niet gekomen was, de zaak niet reeds
haar beslag gekregen had. Er is dus alle reden, om de zaak ernstig te
overwegen en te bespreken.
De heer Vermaat, die om deze reden het door hem ingevoerde
systeem publiek maakt, stelt op den voorgrond, dat hij niet spreken zal
over de oude rijksarchieven, maar alleen over de stukken, die nog door
de departementale colleges en inrichtingen zeiven bewaard worden. Hij
laat „de archieven" buiten beschouwingde latere, door de departementale
colleges bewaarde stukken noemt hij blijkbaar geene archievenhij wil
die dan ook allen (ook die van vroegere jaren) volgens het nieuwe systeem
doen omwerken, op het voetspoor van den heer Zaalberg, die, naar hij
verklaart, bij zijn werk „schitterend geslaagd" is. De nieuwe departementale
archieven wil hij goed ordenenhij wenscht daarbij in hoofdzaak het
systeem toe te passen, dat hij bij de Pensioenraden heeft ingevoerd.
In de eerste plaats legt ook hij er nadruk op, dat er uniformiteit bij
de "regeling der departementale archieven moet zijn. Ook in de bijzonder
heden, zooals in het nummer-systeemhij dringt het nut der uniformiteit
aan met het bekende argument, dat die uniformiteit van het systeem het
91
overplaatsen van ambtenaren van het eene departement naar het andere
zoo gemakkelijk maakt. Ik wil daarover niet veel zeggenhet argument
schijnt mij niet afdoend, allerminst gewichtig genoeg, om den doorslag te
geven bij de regeling. Maar over die ernstig aanbevolen uniformiteit wil ik
wel iets in het midden brengenwant het komt mij voor, dat hierbij
misverstand bestaat. Ik begrijp, dat men, eenmaal de bezwaren van eene
in hoofdzaak chronologische indeeling inziende, en een consequent door
gevoerd dossier-stelsel aanbevolen hebbende, nu ook zulk een dossier-stelsel
in hoofdzaak overal wil invoeren. Maar ik begrijp niet, dat men de
uniformiteit nu ook in bijzonderheden wil doorvoeren. Er is, naar
het mij voorkomt, geen denkbare reden, waarom men archieven van
heterogene lichamen in bijzonderheden op dezelfde leest wil schoeien
het schijnt mij niet noodig. En het spreekt dunkt mij ook van zelf, dat
zulk een algemeen systeem in bijzonderheden voor geen enkel archief
goed passen zal. De heer Vermaat levert daarvan zelf het bewijs; want,
wel inziende dat het door hem voor het archief der Pensioenraden aan
genomen indeelingssysteem voor een departement niet passen kan, beveelt
hij nadrukkelijk aan, om voor departementen een speciaal classificatie-plan
samen te stellen. Zéér terecht; maar als die eisch juist is, dan is ook
uniformiteit in bijzonderheden uitgesloten.
Voor de ordening van een archief moet, zegt de heer V., een a priori
vastgesteld registratuur-plan aangenomen worden, dat „de slagader van de
registratie is, de spil, waarom alles draait"een daarop vervaardigde
alphabetische klapper wijst daarin den weg. Voor de Pensioenraden is
zulk een plan door den schrijver vastgesteld naar de loopbaan van den
ambtenaar. Zeer doelmatig; maar het schijnt mij zeker, dat zulk eene
indeeling niet praktisch kan zijn voor andere archieven, en zelfs niet
passen kan in het door den heer V. aanbevolen indeelings-systeem Dewey,
dat een plan heeft samengesteld op den grondslag der verschillende
wetenschappen.
Voor de Pensioenraden schijnt het mij wèl praktisch. Maar toch
schijnt het mij nog doelmatiger, om de hoofdrubrieken van het plan vast
te stellen naar de verschillende bureaux van elke administratie; deze ver
deeling zal wel in hoofdzaak samenvallen met de voorgestelde, maar toch
allicht niet altijd. Toch schijnt mij deze het allerbest; maar als men ze
aanneemt, is aan uniformiteit, behalve in de algemeene inrichting, natuurlijk
niet te denken.
Nog wil ik even opmerken, dat de aangegeven indeelingen betrekking
hebben op de hoofdrubrieken en soortenterwijl deze rubrieken natuurlijk
onderverdeeld moeten worden in tal van onderafdeelingen. Deze onder-
afdeelingen nu schijnen mij bezwaarlijk allen vooraf vastgesteld te kunnen
wordenimmers de dossiers, samengesteld par ordre de matières, die