6
deze als er in een bepaald geval aanleiding is tot verbetering van de
financieele positie der gemeentearchivarissen, ligt het op den weg der
commissie om aan het bestuur voorstellen te doen, die dan reden zou
den kunnen geven om op te treden. De heer Overvoorde blijkt deze
opvatting niet te deelen. De zaak zal verder schriftelijk worden behandeld.
Daarna houdt de heer Baart de la Faille zijne voordracht over de
opneming van private archieven in openbare depots.
Na debat besluit de vergadering, over deze belangrijke zaak voorals
nog niet te stemmen, maar ze in overweging te houden. De voorzitter
neemt op zich, het verschil van opvatting, dat aan het licht is gekomen, in
het Archievenblad uiteen te zetten, en sluit de vergadering.
Toespraak van den Voorzitter.
Ditmaal is het een gedenkdag, dien ik openen ga: dit is onze
25e jaarvergadering. Als ik de afgeloopen jaren herdenk, de vergade
ringen, die ik bijna allen heb bijgewoond, dan doe ik dit met vreugde
en ook met voldoening. Onze vereeniging heeft ons de gelegenheid
gegeven, om elkaar te leeren kennen, enkelen goed te leeren kennen, en
dit is wel een kostelijk ding, niet alleen voor ons werk, maar ook voor
ons hart. Toch heeft zij nog meer gedaan, meer en beter. Zij heeft ons
de gelegenheid gegeven, om meer dan eens een initiatief te nemen, voor
ons eigen vakbelang en ook voor het geheele Nederlandsche archiefwezen.
En wij hebben daarbij succes gehad, niet altijd, niet aanstonds, maar op
den duur toch meestal wel. Voor de verhooging van het peil der Neder
landsche archiefambtenaren op wetenschappelijk en sociaal gebied, en ter
verbetering hunner sociale positie heeft onze vereeniging een en ander
verkregen. En ook op ruimer gebied mag zij zich beroemen iets blijvends
tot stand gebracht te hebben, iets dat ook buiten onze kringen, zelfs in
het buitenland gewaardeerd wordt. Toen onlangs de vice-kanselier van
de universiteit van Sheffield openlijk verklaarde, dat „the Dutch have set
a model to the world in all, that pertains to the scientific classification
and management of archives, vanquishing in this particular even the
French, whose organisation of historical learning is so justly famed", toen
zullen u aller harten, evenals het mijne, wel sneller geklopt hébben
in dankbare voldoening over het, niet het minst door onze vereeniging
bereikte. Niet beter meen ik dan ook den herinneringsdag te kunnen
illustreeren dan door, in een kort overzicht van het door ons verrichte,
de herinnering aan de voorbijgegane kwarteeuw bij u te verlevendigen.
Allereerst is ons Archievenblad opgericht, het orgaan, dat
onze wenschen heeft kenbaar gemaakt en onze meeningen door onderlinge
bespreking heeft verduidelijkt en bevestigd. Het heeft nut gedaan, in de
7
eerste plaats voor ons, maar toch ook wel een weinig naar buiten. En
de serie zet zich tot onze vreugde nog steeds geleidelijk voort; ik meen
zelfs op te merken, dat de nieuwe impulsie van den tegenwoordigen
redacteur den inhoud interessanter, meer pakkend heeft gemaakt. Ons
tijdschrift bloeit dus, en het is, ook in het buitenland, met eere bekend,
al hebben de tijdsomstandigheden ons thans genoodzaakt, de verzending
daarheen tijdelijk te schorsen. Toch verzoekt de redacteur mij (en ik
voldoe gaarne aan zijn verzoek), om u allen met aandrang op te wekken
tot meer en geregelder medewerking: de namen van te velen onder u
worden als medewerkers nooit in ons eigen blad gevondente weinig
wordt bedacht, dat ook voor de historische hulpwetenschappen ons tijd
schrift het aangewezen Nederlandsche orgaan is en blijven moet.
Na het Archievenblad is onze Handleiding ons eerste en
belangrijkste werk geweest. Na lange voorbereiding in verschillende jaar
vergaderingen is zij tot stand gebracht; zij heeft aan ons archiefwezen
richting en leiding gegeven. Ook is zij in het Duitsch, in het Fransch
en in het Italiaansch vertaaldthans gaat zij ook ten onzent hare tweede
uitgaaf beleven. De tijdsomstandigheden zijn voor zulk eene onderneming
niet gunstig, en wij hebben ons dus genoodzaakt gezien, om de uitgaaf
tot na den vrede uit te stellen. Maar wij weten, dat van uitstel geen
afstel komen zal, en wij hebben dus de leden onzer vereeniging reeds
opgeroepen, om ons hunne opmerkingen en bezwaren mede te deelen.
Ik herhaal dit verzoek hier met nadrukalleen door ruime voldoening
daaraan kan de tweede uitgaaf wellicht beter en vollediger worden dan
de eerste was; alleen zoo zal die, meer nog dan de eerste, het werk
kunnen zijn niet van enkele personen, maar van onze geheele Vereeniging.
Het derde werk, dat onze vereeniging ondernomen heeft, was het
ontwerpen van eene Archiefwet. Dat ontwerp heeft ons niet minder
moeite gekost dan de Handleiding, en het beloofde ook een niet
minder kostelijk resultaat. Ook hierin zou Nederland, naar wij vertrouwden,
alle landen van Europa vóór zijn en hun een voorbeeld geven. Wij hopen
nog altijd, dat dit zoo zijn zal. Het wetsontwerp, dat al verschillende
malen door tal van colleges, autoriteiten en adviseurs werd nagezien, ver
beterd en omgewerkt, ligt thans eindelijk geheel gereed om tot wet ver
heven te worden, en nog is geen land ons vóór geweest in deze dringende
behoefte. Maar ook nu weder hokt de zaak op het laatste oogenbliker
schijnt nog geen zegen op te rusten. Maar wij vertrouwen toch, dat al
deze moeite niet vruchteloos zal blijken, en dat wij het tot stand komen
van onze Archiefwet eerlang zullen beleven.
Het is al heel wat jaren geleden, dat ik als voorzitter u verbaasde
door de aankondiging, dat uw bestuur, nu het ontwerp van de Archief-
w e t afgeleverd en buiten ons bereik geraakt was, het had aangedurfd, om
A