64
van het in vasten dienst voor haar werkend wetenschappelijk personeel,
de gelegenheid voor Dr. Japikse te scheppen om zich onverdeeld aan
dezen arbeid te wijden.
Wij hebben nu den rechten man op de rechte plaats; indien het gebrek
aan belangstelling van de zijde van het publiek, waarvoor deze uitgave
bestemd is, niet wederom verkillend werkt, mogen we de hoop koesteren
dat de arbeid zal worden voltooid.
Op gezag van Dr. Japikse nemen wij aan, dat het tijdvak 1576—1609
in tien tot twaalf deelen zal kunnen worden bediend. Waar het eerste
deel ons slechts tot het einde van 1577 voert, zou men dit oppervlakkig
betwijfelen. De oorzaak van den omvang van dit deel moet in de stof
gezocht worden, minder in den bewerker, die door een aantal regels - zie
inleiding bl. XVIIIXX gedwongen is tot voortdurende zelfbeperking
bij gebruikmaking van een ruim materiaal. Het andere streven, dat bij
de opstelling dezer regels heeft voorgezeten, is, om den gebruiker der
uitgave het naslaan der resolutiën over een bepaald onderwerp zoo hand
zaam mogelijk te maken en hem het begrijpen van den tekst zooveel
mogelijk te vergemakkelijken. In dit streven is Dr. Japikse, naar het mij
voorkomt, geheel geslaagd. Wij vinden hier de stof verdeeld in een
aantal rubrieken: de vergadering der Staten-Generaalbetrekkingen met
Holland, Zeeland en den Prins van Oranje; betrekkingen tot Philips II,
Don Jan van Oostenrijk en de Spaansche troepen in de Nederlanden;
buitenlandsche betrekkingen; middelen van aanval en verweer; geldmid
delen centrale regeering(uniebemoeiingen met gewesten en steden
kerkelijke zaken; handel; munt; (personalia;) varia. De tusschen haakjes
geplaatste rubrieken vindt men niet onder het jaar 1576, wel onder 1577.
Verscheidene rubrieken zijn nog" onderverdeeld.
Weggelaten zijn de talrijke requesten van puur privaat belang, welke
reeds Gachard had willen verwijderen, maar voorloopig niet veel anders.
Veel van het medegedeelde zal den gebruiker tamelijk onbelangrijk voor
omen doch omdat het gelijksoortige nu bijeengebracht is, vindt hij spoedig
wat hij zoekt, en de rest hindert hem niet, wat zij wel doet in de ge
schreven registers.
t Dri jAPIKSE zich n°£ meer kunne" beperken dan hij gedaan
heeft De Commissie, die de regelen voor de uitgave vaststelde, heeft
in het bijzonder willen verhoeden, dat het werk te veel werd uitgezet*
ook spreekt de bewerker in de inleiding, bl. XXI, over de groote verlei
ding waaraan hij blootgesteld is geweest om zijne onderzoekingen uit te
breiden. De verleiding is mede ontstaan, doordat de uitgave niet alleen
resolutien van de Staten-Generaal omvat, doch zich tevens uitstrekt tot de
inkomende en uitgaande stukken, welke, daar het archief van de Staten-
Generaal, wat betreft de eerste jaren, zeer onvolledig is, hebben moeten
65
worden opgespoord in plaatsen, waar men mocht verwachten ze in origi-
nali, minuut of copie te zullen aantreffen. Dr. Japikse wijst bl. XXVI11
aan, waar hij in theorie zou hebben kunnen zoeken, maar voegt er bij,
dat hij de uiterste consequentie niet heeft trachten te bereiken en eene
keuze heeft gedaan. Hier is natuurlijk ruimte voor persoonlijke opvatting
een eventueele andere bewerker zou sommige plaatsen zijn voorbijgegaan,
daarentegen elders nasporingen hebben gedaan.
Gaan wij na, waar Dr. Japikse heeft gewerkt. Wij vinden in de in
leiding vermeld het Algemeene staatsarchief te Brussel, de staatsarchieven
te Bergen, Brugge, Gent, de stadsarchieven van Ieperen, Brugge, Gent,
Antwerpen; het Huisarchief van H. M. de Koningin, het Algemeen rijks
archief; de rijksarchieven in Utrecht, Zeeland, Gelderland, Friesland, Over
ijssel, Groningen, Noordbrabant; de gemeente-archieven van Arnhem,
Zutphen, Nijmegen, Harderwijk, Roermond, Venlo, Deventer, Kampen,
Zwolle, Groningen, Middelburg, Den Bosch, Leeuwarden, Leiden, Gouda,
Alkmaar, Hoorn, Medemblik, Amsterdam; de Bibliothèque royale te Brussel.
De Belgische depots zijn door Dr. Japikse, om met één bezoek te
kunnen volstaan, reeds onderzocht voor de jaren 15761585, het tijdvak,
waarin de Staten-Generaal eene gemeen-Nederlandsche instelling waren en
waarvan de bewerker zich licht op een gemeen-Nederlandsch standpunt
zal plaatsen, ja behoort te plaatsen. De arbeid van den Noord-Neder-
landsc.hen geleerde zal ook den Belgischen geschiedvorschers ten goede
komen, die ook daarom de Noordelijke plannen met ingenomenheid hebben
begroet. De Belgen zullen desgewenscht op het werk van Dr. Japikse
eene nalezing kunnen doen volgenmaar het zal gemakkelijker zijn voor
de studeerenden, wanneer dit het tijdvak voldoende blijkt te hebben ge
documenteerd. Den breeden opzet van het werk voor dit tijdvak kunnen
wij daarom slechts goedkeuren.
Met belangstelling zien wij te gemoet, op welke wijze Dr. Japikse de
bezwaren zal ondervangen, welke hem bij de bewerking van de volgende
deelen wachten. Formeel mogen de Staten-Generaal na 1585 de voort
zetting zijn van de gemeen-Nederlandsche vergadering, inderdaad bouwen
zij voort op de grondslagen, welke gelegd zijn door de colleges, wier
arbeid door de op bl. 19—20 van het Overzicht ontworpen publicatie
zou moeten worden gedocumenteerd, en waarvan de eventueele bewerker
m.i. zich goed op de hoogte zou dienen te stellen van den constitueerenden
arbeid, welke in het Noorden vóór 1579 was verricht, met name in Hol
land en Zeeland, de kern van de Nadere Unie. De hereeniging met de
gedeelten dezer twee gewesten, die de Gemeene Zaak hadden uitgemaakt,
van de streken, die bij satisfactiën tot den Prins zijn overgegaan, valt
grootendeels in het tijdvak, dat Dr. Japikse heeft bewerkt. Wij vernemen
op bl. 31 van zijne uitgave, dat Amsterdam, Haarlem, Goes, Zierikzee,